ECLI:NL:RVS:2001:AE3512

Raad van State

Datum uitspraak
18 juli 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200004942/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake weigering handhaving door burgemeester en wethouders van Driebergen-Rijsenburg met betrekking tot kinderopvang

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten A en B tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Utrecht van 8 september 2000. De president had het beroep deels gegrond en deels ongegrond verklaard en de beslissing op bezwaar van burgemeester en wethouders van Driebergen-Rijsenburg vernietigd voor zover deze betrekking had op de weigering om handhavend op te treden tegen een gedeelte van het perceel met de bestemming 'Kwekerij'. De zaak werd behandeld op 5 juni 2001, waarbij de appellanten werden bijgestaan door hun gemachtigde, mr. J.W. van Donselaar, en de burgemeester en wethouders werden vertegenwoordigd door B.J. ter Horst. De Stichting Kinderopvang Driebergen Doorn was ook vertegenwoordigd door hun gemachtigde, J.H.M. Raaijmakers.

De procedure begon met een besluit van 3 maart 2000, waarin burgemeester en wethouders weigerden om bestuursdwang toe te passen of een dwangsom op te leggen aan de Stichting in verband met het gebruik van de gebouwen op het perceel voor kinderopvang. Dit besluit werd op 21 juni 2000 ongegrond verklaard. Appellanten gingen in hoger beroep tegen de ongegrondverklaring van hun beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de president terecht had overwogen dat de exploitatie van een kinderdagverblijf op het perceel past binnen de bestemming 'Bijzondere Doeleinden'. De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 18 juli 2001.

Uitspraak

Raad
van State
200004942/1.
Datum uitspraak: 18 juli 2001.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B] wonend te [woonplaats],
appellanten,
tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Utrecht van 8 september 2000 in het geding tussen:
appellanten
en
burgemeester en wethouders van Driebergen-Rijsenburg.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2000 hebben burgemeester en wethouders van Driebergen-Rijsenburg (hierna: burgemeester en wethouders) geweigerd om over te gaan tot toepassing van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom aan de Stichting Kinderopvang Driebergen Doorn (hierna: de Stichting) in verband met het gebruik van de gebouwen en de omliggende gronden op het perceel gelegen aan de [straat, nr] te [woonplaats] ten behoeve van kinderopvang.
Bij besluit van 21 juni 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit alsmede het advies van de commissie bezwaar- en beroepschriften van 5 juni 2000, waarnaar in dat besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 8 september 2000, verzonden op die dag, heeft de president van de arrondissementsrechtbank te Utrecht (hierna: de president) het daartegen ingestelde beroep deels gegrond en deels ongegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de weigering handhavend op te treden ten aanzien van het gedeelte van het perceel waarop de bestemming “Kwekerij” rust. Deze uitspraak is aangehecht.
[redactie: url('AA9534',http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/show_detail.asp?ui_id=23263)]
Tegen deze uitspraak - voor zover daarbij hun beroep ongegrond is verklaard - hebben appellanten bij brief van 16 oktober 2000, bij de Raad van State ingekomen op 18 oktober 2000, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 14 november 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 26 maart 2001 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend. Eveneens bij brief van 26 maart 2001 heeft de Stichting een reactie op het beroepschrift gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juni 2001, waar appellanten, bijgestaan door mr. J.W. van Donselaar, gemachtigde, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door B.J. ter Horst, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
Namens de Stichting is het woord gevoerd door J.H.M. Raaijmakers, gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Appellanten hebben betoogd dat de president ten onrechte heeft overwogen dat de exploitatie van een kinderdagverblijf op het perceel Engweg 24f past binnen de ter plaatse geldende bestemming "Bijzondere Doeleinden". Dit betoog faalt.
2.1.1. Ingevolge artikel 2.05-1 van de voorschriften van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Welgelegen-Rosarium" zijn de gronden, welke ingevolge het plan zijn aangewezen als Bijzondere Doeleinden bestemd voor instellingen van sociale, culturele, educatieve en religieuze aard, met de daartoe nodige gebouwen, andere bouwwerken en andere werken, benevens voor tuinen en erven. In de planvoorschriften wordt geen definitie gegeven van educatieve of sociale instellingen. Ook in de plantoelichting zijn deze begrippen niet gedefinieerd. Dit betekent dat voor de betekenis van deze begrippen aangesloten dient te worden bij hetgeen daaronder naar thans gangbare opvatting wordt verstaan. Zoals de president terecht en op goede gronden heeft overwogen vertoont de functie van een kinderdagverblijf zodanige raakvlakken met sociale en educatieve instellingen dat dit gebruik binnen de algemeen en bewust ruim omschreven bestemming Bijzondere Doeleinden mogelijk moet worden geacht.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Bastein, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-Van Bilderbeek w.g. Bastein
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2001.
13.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift
de Secretaris van de Raad van State
voor deze,