ECLI:NL:RVS:2001:AE3512
Raad van State
- Hoger beroep
- C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
- B. Bastein
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering handhaving door burgemeester en wethouders van Driebergen-Rijsenburg met betrekking tot kinderopvang
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten A en B tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Utrecht van 8 september 2000. De president had het beroep deels gegrond en deels ongegrond verklaard en de beslissing op bezwaar van burgemeester en wethouders van Driebergen-Rijsenburg vernietigd voor zover deze betrekking had op de weigering om handhavend op te treden tegen een gedeelte van het perceel met de bestemming 'Kwekerij'. De zaak werd behandeld op 5 juni 2001, waarbij de appellanten werden bijgestaan door hun gemachtigde, mr. J.W. van Donselaar, en de burgemeester en wethouders werden vertegenwoordigd door B.J. ter Horst. De Stichting Kinderopvang Driebergen Doorn was ook vertegenwoordigd door hun gemachtigde, J.H.M. Raaijmakers.
De procedure begon met een besluit van 3 maart 2000, waarin burgemeester en wethouders weigerden om bestuursdwang toe te passen of een dwangsom op te leggen aan de Stichting in verband met het gebruik van de gebouwen op het perceel voor kinderopvang. Dit besluit werd op 21 juni 2000 ongegrond verklaard. Appellanten gingen in hoger beroep tegen de ongegrondverklaring van hun beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de president terecht had overwogen dat de exploitatie van een kinderdagverblijf op het perceel past binnen de bestemming 'Bijzondere Doeleinden'. De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 18 juli 2001.