ECLI:NL:RVS:2001:AD9769
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- B. van Wagtendonk
- M. Vlasblom
- M.P. Glerum
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank over vreemdelingenbewaring
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, die op 26 oktober 2001 de vreemdelingenbewaring van een vreemdeling had opgeheven. De vreemdeling was op 10 oktober 2001 in vreemdelingenbewaring gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De rechtbank oordeelde dat de bewaring onrechtmatig was, omdat deze niet op een juiste grondslag berustte. De Staatssecretaris stelde hoger beroep in, waarbij hij betoogde dat de rechtbank buiten de grenzen van het geschil was getreden door te oordelen over de grondslag van de bewaring, die volgens hem niet door de vreemdeling was aangevoerd.
De Raad van State overwoog dat de vreemdeling in zijn beroepschrift wel degelijk had betoogd dat er geen wettelijke grondslag voor de bewaring was. De Raad oordeelde dat de grief van de Staatssecretaris faalde, omdat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de bewaring onrechtmatig was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Staatssecretaris niet had aangetoond dat de vreemdeling door het ontbreken van een categoriewijziging was benadeeld. De Raad concludeerde dat de bewaring niet langer kon voortduren en dat de uitspraak van de rechtbank diende te worden bevestigd.
De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en de Raad van State bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 28 december 2001.