ECLI:NL:RVS:2001:AD9281

Raad van State

Datum uitspraak
3 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200105627/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
  • H.M. Grol
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag

In deze zaak heeft de Raad van State op 3 december 2001 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep tegen een afwijzing van een asielaanvraag. De verzoeker had op 15 november 2001 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, die op 22 oktober 2001 zijn beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie ongegrond had verklaard. De verzoeker vroeg de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde voor een spoedige uitzetting.

De Voorzitter overwoog dat het enkele feit dat de uitspraak van de rechtbank voor uitvoering vatbaar is, niet automatisch een spoedeisend belang oplevert zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. De verzoeker had niet aangetoond dat hij op de hoogte was van een specifieke datum voor zijn uitzetting, waardoor het niet duidelijk was op welke termijn deze zou plaatsvinden. Hierdoor kwam het verzoek niet voor inwilliging in aanmerking.

De Voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was dat het treffen van de verzochte voorlopige voorziening rechtvaardigde. Ook werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd genomen in naam der Koningin, waarbij het verzoek werd afgewezen.

Uitspraak

Raad van State 200105627/2.
Datum uitspraak: 3 december 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 22 oktober 2001 in het geding tussen:
verzoeker
en
de Staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 juli 2001 heeft de Staatssecretaris van Justitie een aanvraag van verzoeker om hem een verblijfsvergunning asiel te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 22 oktober 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 15 november 2001, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 november 2001, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Overwegingen
2.1. Voorzover aan het verzoek ten grondslag is gelegd dat het instellen van hoger beroep geen schorsende werking heeft, zodat spoedige uitzetting mogelijk is, overweegt de Voorzitter als volgt.
De enkele omstandigheid dat een uitspraak van de rechtbank voor uitvoering vatbaar is, levert geen spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht op. Bij dit oordeel is betrokken dat verzoeker niet heeft gesteld dat de datum van zijn uitzetting aan hem is medegedeeld en derhalve niet duidelijk is op welke termijn de uitzetting zal plaatsvinden. Het verzoek komt reeds daarom niet voor inwilliging in aanmerking.
2.2. Voorzover het verzoek er toe strekt dat de Staatssecretaris van Justitie wordt gelast verzoeker bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers aan te melden voor opvang in een Opvang- en onderzoekscentrum dan wel Asielzoekerscentrum, wordt overwogen dat op korte termijn een uitspraak in de hoofdzaak is te verwachten. Met het verzoek is in zoverre geen zodanig spoedeisend belang gemoeid dat dit het treffen van de verzochte voorlopige voorziening rechtvaardigt.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M. Grol, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Grol
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2001
283.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,