ECLI:NL:RVS:2001:AD9278
Raad van State
- Hoger beroep
- E.A. Alkema
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak inzake asielaanvraag van een Koerd met betrekking tot binnenlands vluchtalternatief in Noord-Irak
In deze zaak heeft de Raad van State op 27 november 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie. De appellant, een Koerd, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 15 augustus 2001 door de Staatssecretaris was afgewezen. De rechtbank te 's-Gravenhage had deze afwijzing op 6 september 2001 bevestigd. De appellant stelde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij een binnenlands vluchtalternatief had in Noord-Irak.
De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het asielrelaas van de appellant geen grond bood om aan te nemen dat hij zich niet in Noord-Irak kon vestigen. De Raad benadrukte dat de staatssecretaris in zijn besluit had gekeken naar de individuele feiten en omstandigheden van de appellant en had geconcludeerd dat er voor hem een verblijfsalternatief beschikbaar was in Noord-Irak. De Raad van State bevestigde dat de rechtbank niet buiten de grenzen van het geschil was getreden en dat de grief van de appellant feitelijke grondslag miste.
De uitspraak van de Raad van State bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep kennelijk ongegrond. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op dezelfde datum.