ECLI:NL:RVS:2001:AD9276
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- B. van Wagtendonk
- M.G.J. Parkins-de Vin
- M.P. Glerum
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank inzake vreemdelingenbewaring
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 18 september 2001. De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, heeft op 4 oktober 2001 het beroep van de appellant ongegrond verklaard. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij aanvoert dat de rechtbank ten onrechte de jurisprudentie van de Afdeling inzake het niet toetsen van het strafrechtelijk voortraject heeft gevolgd. De appellant stelt dat artikel 13 van het EVRM vereist dat de vreemdelingenrechter het strafrechtelijk voortraject marginaal moet toetsen, omdat er geen daadwerkelijk rechtsmiddel beschikbaar is tegen de strafrechtelijke aanhouding en ophouding.
De Raad van State overweegt dat de bevoegdheid van de bijzondere rechter in vreemdelingenzaken beperkt is tot de beoordeling van vrijheidsontneming op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De rechter in vreemdelingenzaken heeft geen ruimte om zich uit te spreken over de rechtmatigheid van de aanwending van strafvorderlijke bevoegdheden die aan de bewaring voorafgaan. De rechtbank heeft de jurisprudentie terecht gevolgd en de grief van de appellant faalt. De Raad van State concludeert dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, in naam der Koningin, en is openbaar uitgesproken op 22 november 2001. De uitspraak is ondertekend door de voorzitter en de leden van de Afdeling, in tegenwoordigheid van een ambtenaar van Staat.