ECLI:NL:RVS:2001:AD9275
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- B. van Wagtendonk
- M.G.J. Parkins-de Vin
- A.U. Kallan
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding in vreemdelingenbewaring
In deze zaak heeft de Raad van State op 18 oktober 2001 uitspraak gedaan over het hoger beroep van een appellant die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De appellant had tegen een eerdere uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, beroep ingesteld, dat op 6 september 2001 ongegrond was verklaard. De appellant diende zijn hoger-beroepschrift in op 14 september 2001, maar dit was buiten de wettelijke termijn van 13 september 2001, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingenwet 2000. De Raad van State overwoog dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep was begonnen op 7 september 2001, na verzending van de uitspraak van de rechtbank. De appellant had niet aangetoond dat er feiten of omstandigheden waren die hem redelijkerwijs verhinderden om tijdig hoger beroep in te stellen. Het betoog van de appellant dat de termijn pas zou beginnen na persoonlijke kennisgeving van de uitspraak aan hem, werd verworpen, omdat de uitspraak per post was verzonden en de appellant niet had aangetoond dat hij niet meer werd vertegenwoordigd door zijn raadsman op het moment van verzending. De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, en verklaarde dit in naam der Koningin. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met de voorzitter en twee leden, en in aanwezigheid van een ambtenaar van Staat.