ECLI:NL:RVS:2001:AD8691
Raad van State
- Hoger beroep
- B. van Wagtendonk
- M. Vlasblom
- J.A.W. Scholten-Hinloopen
- Rechtspraak.nl
Inbewaringstelling van vreemdeling op grond van openbare orde en rechtmatig verblijf
In deze zaak gaat het om de inbewaringstelling van een vreemdeling op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De appellant, die geen rechtmatig verblijf had, werd op 11 augustus 2001 in vreemdelingenbewaring gesteld. De Staatssecretaris van Justitie had deze maatregel genomen met het argument dat het belang van de openbare orde dit vorderde, en dat er aanwijzingen waren dat de vreemdeling zich aan uitzetting zou onttrekken. De rechtbank te 's-Gravenhage verklaarde het beroep van de appellant ongegrond op 23 augustus 2001, waarna de appellant hoger beroep instelde bij de Raad van State.
De Raad van State oordeelde dat de maatregel van bewaring op de juiste gronden was opgelegd. De appellant had geen documenten die zijn rechtmatig verblijf konden onderbouwen, en de rechtbank had terecht geoordeeld dat de inbewaringstelling niet onrechtmatig was, ondanks een administratieve misslag in de maatregel. De Raad bevestigde dat de feitelijke grondslag voor de inbewaringstelling aanwezig was, en dat de appellant voldoende op de hoogte was van de redenen voor zijn bewaring. De grieven van de appellant werden verworpen, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het invullen van formulieren door de Staatssecretaris, maar concludeert dat een administratieve fout in dit geval niet leidde tot onrechtmatigheid van de bewaring. De Raad van State bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.