ECLI:NL:RVS:2001:AD7669

Raad van State

Datum uitspraak
26 september 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200100117/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.A.E. van der Does
  • C.A. Terwee-van Hilten
  • F.P. Zwart
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de stichting Koninklijk OnderwijsFonds voor de Scheepvaart in het besluit over zeilbewijs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de stichting Koninklijk OnderwijsFonds voor de Scheepvaart (KOFS) betreffende de afgifte van een zeilbewijs. De appellant had eerder een aanvraag ingediend die door de stichting KOFS was afgewezen. De afwijzing werd bevestigd door de regiomanager, maar de rechtbank te Leeuwarden verklaarde het beroep van de appellant gegrond en vernietigde het besluit van de stichting. De stichting nam vervolgens een nieuw besluit, maar dit werd ook aangevochten door de appellant. De Raad van State oordeelde dat de stichting niet bevoegd was om het besluit te nemen, omdat de algemeen directeur pas na een bepaalde datum gemachtigd was om besluiten van publiekrechtelijke aard te nemen. De Raad van State vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de appellant alsnog gegrond. Tevens werd de stichting veroordeeld tot het betalen van proceskosten en griffierecht aan de appellant. De uitspraak werd gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 26 september 2001.

Uitspraak

Raad
van State
200100117/1.
Datum uitspraak: 26 september 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 17 november 2000 in het geding tussen:
appellant
en
de stichting Koninklijk OnderwijsFonds voor de Scheepvaart,
gevestigd te Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 augustus 1995 heeft A.M.G. van Sunder van de stichting Koninklijk OnderwijsFonds voor de Scheepvaart (hierna: de stichting KOFS) de aanvraag van appellant voor de afgifte van een zeilbewijs op grond van de Regeling vrijstellingen Binnenschepenwet afgewezen.
Bij besluit van 16 juli 1996 heeft J.T.M. Reizevoort, regiomanager van de stichting KOFS, het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 juli 1998, heeft de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd.
Bij besluit van 11 december 1998 heeft drs. F.A.M. Vos, directeur, namens het bestuur van de stichting KOFS een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift genomen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 17 november 2000, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 29 december 2000, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 januari 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 19 maart 2001 heeft de stichting KOFS een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 augustus 2001, waar appellant, vertegenwoordigd door R.E. Dommerholt, werkzaam bij Dommerholt Consultancy te Lemmer, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellant heeft betoogd dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat de beslissing op bezwaar waartegen het beroep zich richtte, bevoegd is genomen.
2.2. Dit betoog treft doel. De Stichting Beroepsopleidingen Transport en Logistiek (hierna: SBTL) is de enige bestuurder van de stichting KOFS. Blijkens een tot de stukken behorend uittreksel uit het verslag van de op 27 mei 1998 gehouden vergadering van het bestuur van de SBTL, is ter vergadering een voorstel aangenomen om artikel 6 van de statuten van de SBTL zodanig te wijzigen dat, onder meer, de algemeen directeur van de SBTL wordt gemachtigd de bevoegdheden van het bestuur van de stichting KOFS uit te oefenen. Het bij notariële akte van 10 juni 1998 gewijzigde artikel 6, eerste lid, van bedoelde statuten luidt sedert die datum als volgt.
"Het bestuur benoemt een algemeen directeur, al dan niet in
dienst van de Stichting, aan wie zij een belangrijk deel van haar
werkzaamheden kan delegeren en aan wie zij doorlopende
vertegenwoordigingsbevoegdheid kan toekennen."
Uit de stukken blijkt verder dat het bestuur van de stichting KOFS bij besluit van 27 januari 1999 heeft bepaald dat de aan het bestuur toekomende bevoegdheden om besluiten van publiekrechtelijke aard te nemen, gemandateerd worden aan de algemeen directeur en de regiomanager. Hieruit volgt dat de toentertijd in functie zijnde algemeen directeur, F.A.M. Vos, eerst vanaf die datum gemachtigd was een besluit als hier in geding namens de stichting KOFS te nemen en dat hem op 11 december 1998 niet de bevoegdheid toekwam om op het bezwaarschrift van appellant te beslissen. Het bij de rechtbank bestreden besluit kan mitsdien niet in stand blijven.
2.3. De rechtbank heeft dit bevoegdheidsgebrek niet onderkend. Het hoger beroep is derhalve gegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep alsnog gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar vernietigen.
2.4. Er bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling op na te melden wijze.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 17 november 2000, reg. nr.: 99/76 WET;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van 11 december 1998;
V. veroordeelt de stichting Koninklijk OnderwijsFonds voor de Scheepvaart in de door appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van ƒ 2.840,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de stichting Koninklijk OnderwijsFonds voor de Scheepvaart te worden betaald aan appellant;
VI. gelast dat de stichting Koninklijk OnderwijsFonds voor de Scheepvaart aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (totaal ƒ 565,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.E. van der Does, Voorzitter, en mr. C.A. Terwee-van Hilten en mr. F.P. Zwart, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Does w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2001
91-367.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,