ECLI:NL:RVS:2001:AD4333

Raad van State

Datum uitspraak
1 juni 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200001766/1.
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor antennemasten in natuurgebied Kootwijk

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de stichting "Stichting Platform Kootwijk" en de burgemeester en wethouders van Apeldoorn tegen de weigering van de bouwvergunning voor het oprichten van vier vakwerkantennemasten door Delta Radio 171 B.V. Het betrokken terrein ligt in het Centraal Veluws Natuurgebied, dat bekend staat om zijn hoge natuur- en landschapswaarden. Het bestemmingsplan Kootwijk heeft als doel deze waarden te beschermen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de weigering van de vergunning onterecht was, maar de Raad van State oordeelt dat de weigering terecht was. De Afdeling bestuursrechtspraak stelt vast dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, omdat de hoogte van de masten de maximale toegestane hoogte overschrijdt. De rechtbank had een te beperkte uitleg gegeven aan de planvoorschriften en had niet alle relevante belangen in de afweging betrokken, waaronder de bescherming van de natuur en de rechten van omwonenden. De Raad van State vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart de hogere beroepen gegrond. De bouwvergunning wordt geweigerd, en de kosten van het hoger beroep worden vergoed aan de stichting.

Uitspraak

Raad
van State
200001766/1.
Datum uitspraak: 1 juni 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. de stichting "Stichting Platform Kootwijk" gevestigd te Hoog Soeren,
2. burgemeester en wethouders van Apeldoorn,
appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zutphen van 24 februari 2000 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Delta Radio 171 B.V.", gevestigd te Amsterdam
en
appellanten sub 2.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 mei 1997 hebben appellanten sub 2 (hierna: burgemeester en wethouders) geweigerd Delta Radio 171 B.V. (hierna: Delta Radio) bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van vier vakwerkantennemasten met een hoogte van 320 meter met bijbehorende antennekoppelhuisjes, alsmede het aanbrengen van een lange golfzender in zendergebouw A, op het perceel Radioweg 1 te Kootwijk (hierna: het perceel).
Tegen dit besluit heeft Delta Radio bij burgemeester en wethouders bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 14 juli 1997 hebben burgemeester en wethouders, naar aanleiding van een door Delta Radio ingediend gewijzigd bouwplan, geweigerd bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van vier vakwerkmasten met een hoogte van 335 meter met bijbehorende antennekoppelhuisjes alsmede het aanbrengen van een lange golfzender in zendergebouw A op het perceel.
Ook tegen dit besluit heeft Delta Radio bij burgemeester en wethouders bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak van 26 januari 1998 heeft de president van de arrondissementsrechtbank te Zutphen de tegen het uitblijven van een tijdige beslissing op bezwaar door Delta Radio ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 december 1998, H01.98.0522, heeft de Afdeling het daartegen door Delta Radio ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, die uitspraak vernietigd en bepaald dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na verzending van de uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit nemen.
Bij besluit van 2 maart 1999 hebben burgemeester en wethouders het bezwaar gericht tegen het besluit van 27 mei 1997 ongegrond verklaard en het bezwaar, gericht tegen het besluit van 14 juli 1997 niet-ontvankelijk. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 24 februari 2000, verzonden op 1 maart 2000, heeft de arrondissementsrechtbank te Zutphen (hierna: de rechtbank) - voor zover thans van belang - het door Delta Radio tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar gericht tegen het besluit van 27 mei 1997 ingestelde beroep gegrond verklaard, dit besluit in zoverre vernietigd en bepaald dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na de datum van verzending van de uitspraak een nieuw besluit nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellante sub 1 (hierna: de stichting) bij brief van 7 april 2000, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, en burgemeester en wethouders bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 april 2000, hoger beroep ingesteld. Burgemeester en wethouders hebben de gronden van het beroep aangevuld bij brief van 8 mei 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 14 juli 2000 heeft Delta Radio van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 maart 2001, waar de stichting, vertegenwoordigd door mr. F.F. Scheffer, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door J. Groeneveld, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord Delta Radio, vertegenwoordigd door G. Visser en mr. J. Vijlbrief-van der Schaft, advocaat te Rotterdam.
2. Overwegingen
2.1. Anders dan Delta Radio betoogt, staat artikel 164, derde dan wel vierde lid, van de Gemeentewet niet in de weg aan de ontvankelijkheid van het hoger beroep van burgemeester en wethouders. Deze bepaling is alleen van toepassing, indien de gemeenteraad het tot het instellen van beroep bevoegde orgaan is. Dat is hier niet het geval. Burgemeester en wethouders zijn het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen dat bij de aangevallen uitspraak is vernietigd. Zij kunnen ingevolge artikel 37, eerste lid, van de Wet op de Raad van State tegen die uitspraak hoger beroep instellen.
2.2. De stichting en burgemeester en wethouders betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat burgemeester en wethouders ten onrechte hebben aangenomen dat onverkorte toepassing van artikel 2.19, tweede lid, van de planvoorschriften noodzakelijk is om te voorkomen dat anderen dan Delta Radio onevenredig in een belang worden getroffen en dat, gezien artikel 10, tweede lid, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), in het kader van deze bouwvergunningprocedure geen ruimte is om ook belangen die de bestemmingsplanwetgever niet met artikel 2.19, tweede lid, van de planvoorschriften heeft willen beschermen, in de afweging van belangen te betrekken.
2.3. Ingevolge artikel 10 van het EVRM heeft een ieder recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. De uitoefening van bedoelde vrijheden kan echter ingevolge het tweede lid, van dit artikel worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van - onder meer - de veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden en de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen.
2.4. Zoals burgemeester en wethouders onweersproken hebben uiteengezet, ligt het betrokken terrein in een gebied dat behoort tot het Centraal Veluws Natuurgebied (CVN), een groot natuurgebied, waarvan de natuurlijke, landschappelijke en recreatieve waarden van hoog niveau zijn en dat onderdeel uitmaakt van de ecologische hoofdstructuur als aangeduid in het Structuurschema Groene Ruimte, en is opgenomen in de Vierde Nota op de Ruimtelijke Ordening.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan Kootwijk. In hoofdstuk IV "De aan het plan ten grondslag liggende gedachten" van de toelichting bij dit bestemmingsplan is vermeld dat het plan beoogt een redelijke mate van bescherming te bieden tegen aantasting van de daarin voorkomende dan wel daaraan eigen natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuurhistorische waarden en dat dit doel vooral in dit gebied van grote landschappelijke waarde van overwegend belang wordt geacht.
Ingevolge het bestemmingsplan hebben de betrokken gronden de bestemming "natuurgebied" met als aanduiding "antenneterrein telecommunicatiecentrum". Ingevolge artikel 2.16, eerste lid, van de planvoorschriften mogen gronden met de bestemming "natuurgebied" uitsluitend worden gebruikt voor het behoud of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuurhistorische waarden, zulks met dien verstande dat op deze gronden niet mag worden gebouwd, behoudens het bepaalde in het hier niet verder van belang zijnde lid negen.
Ingevolge artikel 2.16, lid 14, mogen, daar waar op de plankaart de aanduiding "antenneterrein telecommunicatiecentrum" voorkomt, zend- en ontvangstinstallaties, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de telecommunicatie en navigatie, alsmede gebouwen ten dienste daarvan met een goothoogte van niet meer dan 3 meter en een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 1.500 m2.
Een deel van de gronden heeft bovendien de bestemming "straalverbinding voor telefoon etc.". Ingevolge artikel 2.19, eerste lid, van de planvoorschriften mogen de als zodanig aangewezen gronden tevens worden gebruikt als straalverbindingstraject, zulks met inachtneming van het bepaalde in lid 2. Ingevolge het tweede lid van dit artikel mag op de als zodanig op de plankaart aangegeven grondstroken niet hoger worden gebouwd dan 15 meter ten opzichte van het maaiveld, onverminderd hetgeen in deze voorschriften is bepaald ten aanzien van de voor deze gronden overigens geldende bestemmingen.
Vaststaat dat het bouwplan vanwege de tuidraden in strijd is met artikel 2.19, tweede lid, van de planvoorschriften.
2.5. Zoals de Afdeling eerder (uitspraak van 24 december 1998, in zaakno. H01.98.0522) heeft overwogen, moet voormeld artikel 2.19 van de planvoorschriften, anders dan in de aangevallen uitspraak onder 4.2 is gedaan, aldus worden gelezen, dat de voorschriften, behorende bij de andere bestemmingen, ook binnen de stroken met de aanduiding "straalverbindingstraject" van toepassing zijn, met dien verstande dat daarbinnen in elk geval niet hoger mag worden gebouwd dan vijftien meter.
De rechtbank heeft bij de beantwoording van de vraag of een beperking van het recht op vrijheid van meningsuiting op grond van het tweede lid van artikel 10 EVRM al dan niet gerechtvaardigd kan worden geacht, alleen het belang van het ter plaatse aanwezige straalverbindingstraject voor telefonie in de beschouwing betrokken, ter bescherming waarvan de maximale hoogte van 15 meter in artikel 2.19 van de planvoorschriften is opgenomen.
In het licht van hetgeen hiervoor onder 2.4. met betrekking tot het ter plaatse geldende planologische regime is overwogen, heeft de rechtbank een te beperkte uitleg gegeven aan de planvoorschriften en de daarin vervatte beperkingen die de plangever met het oog op de bescherming van dit gebied aan de mogelijkheden om bouwwerken op te richten, heeft gesteld.
De klacht van appellanten dat zij aldus heeft miskend dat bij de afweging in het kader van artikel 10, tweede lid, EVRM niet alleen het belang van de gebruiker van de straalzenderpaden, maar ook de andere belangen van een goede ruimtelijke ordening ter behartiging waarvan het bestemmingsplan strekt, dienden te worden betrokken, is dan ook gegrond.
2.6. Bij uitvoering van het bouwplan zullen de vier vakwerkantennemasten middels tuidraden aan de grond worden verankerd. Burgemeester en wethouders hebben in het bestreden besluit overwogen dat de vier vakwerkantennemasten met de daarbij behorende tuidraden het landschaps- en natuurschoon in dit bijzondere natuurgebied in belangrijke mate in nadelige zin beïnvloeden en dat de aanwezigheid van dergelijk hoge masten onevenredig bezwarend is voor omwonenden en andere belanghebbenden. Zij hebben zich op het standpunt gesteld dat het uit een oogpunt van de bescherming van de rechten van anderen, als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van het EVRM, onaanvaardbaar is om artikel 2.19 van de planvoorschriften buiten toepassing te laten. Hierbij hebben zij mede in aanmerking genomen dat op het perceel wel ongetuide zendmasten, ten aanzien waarvan geen hoogtebeperkingen zijn opgenomen, mogen worden opgericht.
De Afdeling acht dit standpunt niet onjuist, zodat moet worden geoordeeld dat artikel 2.19 van de planvoorschriften een gerechtvaardigde beperking inhoudt van het in artikel 10, eerste lid, van het EVRM gewaarborgde recht. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat is gebleken dat dit terrein in Kootwijk niet de enige mogelijk locatie voor Delta Radio is om haar radiozendstation te realiseren. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, hebben burgemeester en wethouders dit planvoorschrift dan ook terecht niet buiten toepassing gelaten.
Nu vast staat dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, hebben burgemeester en wethouders de bouwvergunning terecht geweigerd.
2.7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient in zoverre te worden vernietigd. De Afdeling zal doen hetgeen de rechtbank zou behoren te doen en het door Delta Radio bij de rechtbank ingestelde beroep tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar, gericht tegen het besluit van 27 mei 1997, ongegrond verklaren.
2.8. Omdat de beslissing op bezwaar, voor zover thans aan de orde, niet onrechtmatig is, bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep.
2.9. Redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt voorts met zich dat - naar analogie van artikel 41, vijfde lid - het griffierecht door de secretaris van de Raad van State aan de stichting wordt terugbetaald.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de hogere beroepen gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zutphen van 24 februari 2000, in zaakno. 99/345 WOW 44, voor zover hierbij:
- het door Delta Radio 171 B.V. ingestelde beroep gegrond is verklaard;
- burgemeester en wethouders is opgedragen binnen acht weken na verzending van die uitspraak een nieuw besluit te nemen;
- burgemeester en wethouders zijn veroordeeld in de proceskosten van Delta Radio 171 B.V.
- de gemeente Apeldoorn is gelast het door Delta Radio 171 B.V. betaalde griffierecht te vergoeden;
III. verklaart het door Delta Radio 171 B.V. bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
IV. bevestigt die uitspraak voor het overige;
V. gelast dat de Secretaris van de Raad van State aan appellante sub 1 het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van ƒ 675,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. E.M.H. Hirsch Ballin en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Langeveld
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2001
-251.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,