200103230/1 en 200103230/2.
Datum uitspraak:20 augustus 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op de hoger beroepen van:
1. [appelant], wonend te [woonplaats],
2. de werkgroep "De Groene Grens" te Nijmegen en anderen te Groesbeek en Nijmegen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Arnhem van 7 juni 2001 in het geding tussen:
burgemeester en wethouders van Groesbeek.
Bij besluit van 15 maart 1994 hebben burgemeester en wethouders van Groesbeek (hierna: burgemeester en wethouders), voorzover thans van belang, door plaatsing van borden volgens model C6 van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, aangevuld met onderborden volgens model 0104 (uitgezonderd landbouwverkeer) de Cranenburgsestraat te Groesbeek, nabij de grensovergang Altena/Hettsteeg gesloten voor personenauto's. Voorts is besloten tot het plaatsen van een zogeheten carterrammer nabij deze grensovergang.
Op 28 maart 2000 hebben burgemeester en wethouders, voorzover thans van belang, opnieuw op het door [bezwaarde 1] en [bezwaarde 2] (hierna: [bezwaarde 1] en [bezwaarde 2]) tegen laatstvermelde beslissing gemaakte bezwaar beslist. Onder gegrondverklaring van dat bezwaar is alsnog van het plaatsen van de carterrammer afgezien. Deze beslissing en het advies van de commissie voor de behandeling van bezwaarschriften, waarnaar wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 7 juni 2001, verzonden op diezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Arnhem (hierna: de rechtbank) de daartegen door appellanten ingestelde beroepen niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellant sub 1 bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 juli 2001, en appellanten sub 2 bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 juli 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht. Voorts hebben appellanten de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Op 2 augustus 2001 is nog een stuk ontvangen van [bezwaarde 1] en [bezwaarde 2].
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 augustus 2001, waar appellanten, bijgestaan door mr. E. Beele, advocaat te 's-Hertogenbosch, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. J.P.A. Thijssen, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen. Voorts waren [bezwaarde 1] en [bezwaarde 2] aanwezig.
2.1. Ingevolge artikel 15, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
Geen verkeersbesluit behoeft ingevolge artikel 19 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer te worden genomen, indien de betrokken maatregel strekt tot ondersteuning van een verkeersregel of een aldaar geplaatst verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt.
2.2. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat voor het plaatsen van de carterrammer geen verkeersbesluit nodig was. Zo'n besluit is ook niet beoogd. Die plaatsing strekt slechts tot ondersteuning van de inmiddels in rechte onaantastbaar geworden geslotenverklaring en houdt geen nadere beslissing in omtrent het de categorieën weggebruikers die van het betrokken weggedeelte gebruik mogen maken. De door [bezwaarde 1] en [bezwaarde 2] bestreden beslissing van 15 maart 1994 is dan ook geen op enig rechtsgevolg gericht besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. De conclusie moet echter niet zijn dat tegen de beslissing op bezwaar van 28 maart 2000 geen beroep openstaat, zoals de rechtbank heeft overwogen, doch dat burgemeester en wethouders de bezwaren tegen de beslissing van 15 maart 1994 niet-ontvankelijk hadden moeten verklaren. Een beslissing op bezwaar is een besluit waartegen beroep openstaat, ook als dat bezwaar zich, zoals in dit geval, niet richt tegen een besluit, maar tegen een beslissing tot het verrichten van een feitelijke handeling.
2.3 Nader onderzoek kan redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en ook overigens bestaat geen beletsel om omiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.4. Het hoger beroep is gegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, worden de inleidende beroepen van appellanten alsnog gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar van 28 maart 2000 vernietigd. De bezwaren tegen de beslissing van 15 maart 1994 worden alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Gelet hierop, bestaat aanleiding het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af te wijzen.
2.5. Er is aanleiding voor een proceskostenveroordeling als hierna vermeld.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Arnhem van 7 juni 2001 in zaken no. Awb 001695 en 00/1047;
II. verklaart de bij de rechtbank in die zaken door appellanten ingestelde beroepen gegrond;
III. vernietigt het besluit van burgemeester en wethouders van Groesbeek van 28 maart 2000, voorzover dit betrekking heeft op de bezwaren van [bezwaarde 1] en [bezwaarde 2] tegen het plaatsen van een carterrammer;
IV. verklaart die bezwaren alsnog niet-ontvankelijk;
V. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 28 maart 2000, voorzover dit is vernietigd;
VI. veroordeelt burgemeester en wethouders van Groesbeek in de door appellant sub 1 in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van f 2.583,05, gedeeltelijk toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Groesbeek aan die appellant te worden betaald;
VII. veroordeelt burgemeester en wethouders van Groesbeek in de door appellanten sub 2 in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van f 2.583,05, gedeeltelijk toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Groesbeek aan die appellanten te worden betaald, des dat betaling aan de een bevrijdt tegenover de anderen;
VIII. gelast dat de gemeente Groesbeek aan appellant sub 1 het door hen voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van f 565,00 vergoedt;
IX. gelast dat de gemeente Groesbeek aan appellanten sub 2 het door hen voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van f 1125,00 vergoedt, des dat betaling aan de een bevrijdt tegenover de anderen
X. wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.H.C.A. Muller, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Muller
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2001
242.
Verzonden: 20 augustus 2001
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,