ECLI:NL:RVS:2001:AD3345
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- M. Vlasblom
- H. Troostwijk
- A.U. Kallan
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank inzake vreemdelingenbewaring
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, van 4 mei 2001. Appellante was in vreemdelingenbewaring gesteld op 18 april 2001. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond. Appellante stelde dat het beroep niet te laat was ingesteld, omdat de termijn daarvoor nog niet was aangevangen. Dit omdat de griffier van de rechtbank geen afschrift van de uitspraak naar haar gemachtigde had gestuurd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgde appellante niet in dit betoog. Het bleek dat haar vervangende gemachtigde, mr. [vervanger], op 4 mei 2001 een afschrift van de uitspraak had ontvangen. Hierdoor was de termijn voor het instellen van hoger beroep de dag erna aangevangen. De termijn eindigde op 11 mei 2001, en het hoger beroep was pas op 17 juni 2001 ingediend, wat te laat was. De Raad van State oordeelde dat er geen grond was om te oordelen dat appellante niet in verzuim was geweest. De gevolgen van mogelijke nalatigheid van haar gemachtigde moesten aan appellante worden toegerekend. Het hoger beroep werd daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 18 juli 2001.