ECLI:NL:RVS:2001:AD3345

Raad van State

Datum uitspraak
18 juli 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200102983/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • M. Vlasblom
  • H. Troostwijk
  • A.U. Kallan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank inzake vreemdelingenbewaring

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, van 4 mei 2001. Appellante was in vreemdelingenbewaring gesteld op 18 april 2001. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond. Appellante stelde dat het beroep niet te laat was ingesteld, omdat de termijn daarvoor nog niet was aangevangen. Dit omdat de griffier van de rechtbank geen afschrift van de uitspraak naar haar gemachtigde had gestuurd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgde appellante niet in dit betoog. Het bleek dat haar vervangende gemachtigde, mr. [vervanger], op 4 mei 2001 een afschrift van de uitspraak had ontvangen. Hierdoor was de termijn voor het instellen van hoger beroep de dag erna aangevangen. De termijn eindigde op 11 mei 2001, en het hoger beroep was pas op 17 juni 2001 ingediend, wat te laat was. De Raad van State oordeelde dat er geen grond was om te oordelen dat appellante niet in verzuim was geweest. De gevolgen van mogelijke nalatigheid van haar gemachtigde moesten aan appellante worden toegerekend. Het hoger beroep werd daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 18 juli 2001.

Uitspraak

Raad
van State
200102983/1.
Datum uitspraak: 18 juli 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellante],
appellante,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, van 4 mei 2001 in het geding tussen:
appellante
en
de Staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 april 2001 is appellante in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 4 mei 2001, verzonden op diezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, het met kennisgeving vanwege de Staatssecretaris van Justitie daartegen aanhangig gemaakte beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 17 juni 2001, hoger beroep ingesteld.
2. Overwegingen
2.1. Appellante heeft betoogd dat het beroep niet te laat is ingesteld, omdat de termijn daarvoor nog niet is aangevangen, nu de griffier van de rechtbank geen afschrift van de uitspraak naar haar gemachtigde, mr. [gemachtigde] (hierna: mr. [gemachtigde]), heeft gestuurd.
2.2. De Afdeling volgt haar niet in dit betoog. Gebleken is dat
mr. [vervanger] (hierna: mr. [vervanger]) appellante, ter vervanging van mr. [gemachtigde], bij de behandeling van de zaak ter zitting door de rechtbank heeft bijgestaan. Mr. [vervanger] is aldus bij de rechtbank opgetreden als haar gemachtigde. Nu aan hem op 4 mei 2001 een afschrift van de uitspraak is toegezonden, is de termijn voor het instellen van hoger beroep de dag erna aangevangen.
2.3. Die termijn is geëindigd op 11 mei 2001. Het hoger beroep is derhalve niet binnen de daarvoor gestelde termijn ingesteld. Er is geen grond om te oordelen dat appellante daarmee niet in verzuim is geweest. Dat mr. [gemachtigde], naar appellante stelt, eerst bij brief van 15 juni 2001 door mr. [vervanger] op de hoogte is gesteld van de uitspraak, kan niet tot die conclusie leiden. Gevolgen van mogelijke nalatigheid van haar gemachtigde moeten appellante toegerekend worden.
2.4. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. M. Vlasblom en mr. H. Troostwijk, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.U. Kallan, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Kallan
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2001
15-365.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,