ECLI:NL:RVS:2001:AC3016

Raad van State

Datum uitspraak
24 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200001469/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bouwvergunning voor tenniscentrum in Apeldoorn

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de burgemeester en wethouders van Apeldoorn tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zutphen. De rechtbank had op 17 februari 2000 geoordeeld dat de besluiten van de burgemeester en wethouders om een bouwvergunning te verlenen voor het veranderen en vergroten van een tenniscentrum in strijd waren met het geldende bestemmingsplan. De burgemeester en wethouders hadden op 5 november 1998 een bouwvergunning verleend aan de Exploitatiemaatschappij Apeldoorn-Holland B.V. voor het tenniscentrum, gelegen op percelen in Apeldoorn. Dit besluit werd later door hen bevestigd, maar het bezwaar van omwonenden werd door de rechtbank gegrond verklaard.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de bestemming 'Sportterrein' in het bestemmingsplan alleen betrekking heeft op sportbeoefening in de open lucht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de door de burgemeester en wethouders aangevoerde argumenten niet opgingen, en dat de bouw van een tennishal niet in overeenstemming was met de bestemming van de grond. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de uitbreiding van het tenniscentrum in strijd was met het bestemmingsplan, en dat de burgemeester en wethouders in de proceskosten moesten worden veroordeeld.

De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 24 april 2001, waarbij de Raad van State de burgemeester en wethouders van Apeldoorn veroordeelde tot betaling van de proceskosten aan de bezwaarmakers. De zaak benadrukt het belang van bestemmingsplannen en de restricties die daaraan verbonden zijn, vooral in het kader van omgevingsrecht en bestuursrecht.

Uitspraak

Raad
van State
200001469/1
Datum uitspraak: 24 april 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
burgemeester en wethouders van Apeldoorn,
appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zutphen van 17 februari 2000 in het geding tussen:
[bezwaarde] en 7 anderen, wonend te [woonplaats],
en
appellanten.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 november 1998, kenmerk 158911998, hebben appellanten (hierna te noemen: burgemeester en wethouders) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Exploitatiemaatschappij Apeldoorn-Holland B.V." een bouwvergunning verleend voor het veranderen en vergroten van een tenniscentrum, gelegen op de percelen, kadastraal bekend gemeente Apeldoorn, Sectie W, nummers 978, 1204 en 1240, plaatselijk bekend Frankenlaan 42.
Bij besluit van 19 april 1999, zoals gewijzigd bij besluit van 26 januari 2000, hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Deze besluiten en de adviezen van de Onafhankelijke Bezwarencommissie van 4 maart 1999 en 23 december 1999, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij mondelinge uitspraak van 17 februari 2000, heeft de arrondissementsrechtbank te Zutphen (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissingen op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben burgemeester en wethouders bij brief van 22 maart 2000, bij de Raad van State ingekomen op 23 maart 2000, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 18 april 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brieven van 4 juli 2000 en 20 juli 2000 hebben [bezwaarde] respectievelijk [mede-bezwaarde] en anderen memories van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2000, waar burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door B.J.M. Oenema en mr. J. Schoneveld, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Namens [bezwaarde] en anderen is het woord gevoerd door mr. W.C.M. Bénard, advocaat te Apeldoorn.
2. Overwegingen
2.1. De gronden waarop het bouwplan betrekking heeft zijn ingevolge het als bestemmingsplan geldende "Uitbreidingsplan der gemeente Apeldoorn, plan in hoofdzaak, partiële herziening 1952" (hierna: het uitbreidingsplan) bestemd tot "Sportterrein". Ingevolge artikel XVII van de bij het uitbreidingsplan behorende bestemmingsvoorschriften is ten aanzien van gronden, aangewezen voor "Sportterrein", bepaald dat op die gronden alleen opstallen en gebouwen mogen worden gebouwd, welke krachtens hun aard en afmeting bij die bestemming behoren.
2.2. Burgemeester en wethouders voeren aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het begrip "sportterrein" in genoemde bepaling slechts overeenkomstig het spraakgebruik dient te worden verstaan als een stuk grond waarop sportbeoefening in de open lucht plaatsvindt. Zij hebben ter zitting, met een verwijzing naar het begrip "industrieterrein", daaraan toegevoegd dat, zelfs indien het spraakgebruik bepalend zou zijn, dat niet zonder meer leidt tot de conclusie dat een sportterrein een stuk grond is waarop sportbeoefening in de open lucht plaatsvindt.
2.3. In de toelichting bij het uitbreidingsplan is, voorzover hier van belang het volgende vermeld: "In het wijzigingsontwerp zijn de ontworpen sportvelden in het Orderbos opgenomen, terwijl het natuurpark Berg en Bos de bestemming "park" heeft gekregen in plaats van bosgebied, teneinde een bescheiden bebouwing met bijv. kiosken, theehuisjes en dergelijke mogelijk te maken.".
2.3.1. Gelet op het in de toelichting gebezigde woord "sportvelden", de ligging van die velden in een bos en in aanmerking genomen de tijd waarin het uitbreidingsplan tot stand is gekomen is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat de bestemming "Sportterrein" alleen betrekking heeft op sportbeoefening in de open lucht. Artikel XVII van de bij het uitbreidingsplan behorende bebouwingsvoorschriften moet derhalve restrictief worden uitgelegd.
De door burgemeester en wethouders genoemde omstandigheid dat op een plankaart uit 1952 een onoverdekt stadion is ingetekend, nog daargelaten welke betekenis daaraan moet worden toegekend, maakt dit niet anders. Ook in dat geval gaat het immers om sportbeoefening in de open lucht.
2.3.2. Uit het voorgaande volgt dat ingevolge artikel XVII slechts bebouwing is toegestaan ten behoeve van sportbeoefening in de open lucht. Een tennishal, en derhalve ook de uitbreiding daarvan, staat naar zijn aard niet ten dienste van dit gebruik. Het bouwplan is derhalve in strijd met het uitbreidingsplan. De rechtbank is tot dezelfde slotsom gekomen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Burgemeester en wethouders dienen op na te melden wijze te worden veroordeeld in de proceskosten.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestig de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt burgemeester en wethouders van Apeldoorn in de door [bezwaarde] en anderen in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van f 1617,05, waarvan een gedeelte groot f 1420,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Apeldoorn te worden betaald aan [bezwaarde] en anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.J.R. Bakker, Voorzitter, en mr. E.A. Alkema en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. drs. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Bakker w.g. Stolker
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2001
17-157.
Verzonden: 24 april 2001
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,