ECLI:NL:RVS:2001:AB9330
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J.R. Bakker
- C. de Gooijer
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Weigering paspoort op grond van alimentatieverplichtingen
In deze zaak heeft de Raad van State op 9 maart 2001 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die in Duitsland woont. De appellant had verzocht om verstrekking van een paspoort, maar dit verzoek werd geweigerd door de Minister van Buitenlandse Zaken op basis van artikel 22, aanhef en onder d, van de Paspoortwet. Dit artikel stelt dat een paspoort kan worden geweigerd indien er een gegrond vermoeden bestaat dat de aanvrager zich aan zijn onderhoudsverplichtingen zal onttrekken. In dit geval was het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) de autoriteit die de gronden voor weigering had aangedragen, omdat de appellant een alimentatieschuld had ten behoeve van zijn kinderen en geen betalingsregeling had getroffen.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat de minister in redelijkheid tot de weigering kon komen, en de Raad van State bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de minister terecht had overwogen dat de appellant niet onevenredig benadeeld werd door de weigering van het paspoort, aangezien hij zelf onvoldoende had gedaan om tot een oplossing met het LBIO te komen. Bovendien was er geen bewijs dat de appellant door het ontbreken van een paspoort een baan had misgelopen. De Raad van State benadrukte het belang van de invordering van de alimentatieverplichtingen en oordeelde dat de minister het recht had om de belangen van de kinderen voorop te stellen.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werden geen proceskosten aan de appellant opgelegd. De zaak benadrukt de strikte toepassing van de Paspoortwet in situaties waarin onderhoudsverplichtingen niet worden nagekomen.