ECLI:NL:RVS:2001:AB6610
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J.R. Bakker
- J. de Koning
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen verkeersbesluit van burgemeester en wethouders van Maastricht inzake stallingsverbod fietsen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een verkeersbesluit van de burgemeester en wethouders van Maastricht, dat op 30 maart 1999 is genomen. Dit besluit houdt in dat het verboden is om fietsen en bromfietsen buiten de daarvoor bestemde ruimtes te plaatsen of te laten staan in bepaalde gebieden rondom het Centraal Station en de Markt. De appellant, die regelmatig zijn fiets op de stoepen van de zuidzijde van de Markt stalt, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Hij stelt dat het stallingsverbod pas zinvol is als de gemeente voldoende geschikte stallingsplaatsen creëert. De appellant is van mening dat de geparkeerde auto's de aanblik van het stadhuis meer schaden dan de gestalde fietsen.
De rechtbank te Maastricht heeft in een eerdere uitspraak op 31 oktober 2000 het beroep van de appellant gegrond verklaard en het besluit van 8 februari 2000 van de burgemeester en wethouders vernietigd. De rechtbank heeft de appellant echter niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaren tegen het oorspronkelijke besluit van 30 maart 1999, omdat zijn belang niet rechtstreeks bij het besluit betrokken zou zijn. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van de Raad van State op 15 juni 2001.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad van State oordeelt dat het belang van de appellant niet zodanig is dat het hem op een bijzondere wijze treft, en dat hij daarom niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De beslissing van de Raad van State is op 11 juli 2001 openbaar uitgesproken.