ECLI:NL:RVS:2001:AB3310

Raad van State

Datum uitspraak
2 maart 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200001827/3.
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • J.H.B. van der Meer
  • O. van Loon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep inzake griffierecht door burgemeester en wethouders van Naarden

In deze zaak gaat het om het verzet van de burgemeester en wethouders van Naarden tegen een eerdere uitspraak van de Raad van State, waarin hun hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak vond plaats op 5 september 2000, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat het griffierecht niet tijdig was voldaan. De opposanten, vertegenwoordigd door hun advocaat, hebben verzet aangetekend tegen deze beslissing, stellende dat zij de brief van 14 april 2000, waarin zij werden gemaand het griffierecht te voldoen, niet hadden ontvangen. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat de brief als ontvangen moet worden beschouwd, omdat deze naar het kantoor van de advocaat was verzonden en het griffierecht op 12 juni 2000 op de rekening van de Raad van State was bijgeschreven.

De Afdeling heeft de argumenten van de opposanten verworpen, onder meer omdat het niet tijdig betalen van het griffierecht een gevolg was van de interne organisatie van het kantoor van de advocaat. De Afdeling benadrukte dat het niet voldoen aan de wettelijke maningsprocedure niet kan worden afgewenteld op de Raad van State. De uitspraak van 5 september 2000 werd als juist beoordeeld, en het verzet werd ongegrond verklaard. De beslissing werd genomen in naam der Koningin en uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2001.

Uitspraak

Raad
van State
200001827/3.
Datum uitspraak: 2 maart 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:
burgemeester en wethouders van Naarden, opposanten.
1 . Procesverloop
Bij uitspraak van 5 september 2000, in zaak no. 200001827/P01, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling het hoger beroep van burgemeester en wethouders van Naarden niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben opposanten bij brief van 12 oktober 2000, bij de Raad van State ingekomen op 13 oktober 2000, verzet gedaan. Deze brief is aangehecht.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het verzet ter zitting behandeld op 6 februari 2001, waar opposanten, vertegenwoordigd door mr. [advocaat], advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij brief van 14 april 2000, aangetekend verzonden aan het postbusadres van de advocaat van opposanten, mr. [advocaat], heeft de Secretaris van de Raad van State opposanten onder meer gemaand het voor de behandeling van het hoger beroep verschuldigde griffierecht binnen vier weken alsnog te voldoen. Zoals ook is overwogen in de uitspraak van 5 september 2000, is het bedrag niet binnen de gestelde termijn doch eerst op 12 juni 2000 op de rekening van de Raad van State bijgeschreven.
2.2. De raadsman van opposanten heeft betoogd dat de brief van 14 april 2000 niet door hem is ontvangen, zodat de overschrijding van de termijn hem niet kan worden tegengeworpen. De Afdeling deelt dit standpunt niet. Op 12 juni 2000 heeft bijschrijving van het verschuldigde griffierecht op de rekening van de Raad van State plaatsgevonden. Daarbij is het zaaksnummer vermeld, alsmede de toevoeging G51, waarmee wordt aangeduid binnen welke administratieve eenheid de zaak wordt behandeld.
Deze gegevens zijn vermeld in de brief van 14 april 2000. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat deze brief ten kantore van [advocaat] is ontvangen dan wel dat een medewerker van het kantoor bekend is geweest met de inhoud ervan. Dat de brief dan wel de daarin opgenomen informatie [advocaat] vervolgens niet - althans niet tijdig - heeft bereikt, is een gevolg van de interne organisatie van diens kantoor en dient dan ook voor zijn rekening en risico te blijven.
2.2.1. Dat [advocaat] - naar hij stelt - het griffierecht heeft voldaan naar aanleiding van een telefoongesprek met een medewerker van de Raad van State kan - wat daarvan overigens ook moge zijn - reeds daarom niet tot een ander oordeel leiden omdat dit telefoongesprek, blijkens een door [advocaat] op 14 juni 2000 aan de Afdeling gestuurde schriftelijke bevestiging van het besprokene, heeft plaatsgevonden op 13 juni 2000, derhalve nadat het griffierecht op de rekening van de Raad van State was bijgeschreven.
2.3. Het betoog van opposanten dat niet-ontvankelijkverklaring wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht achterwege had moeten blijven aangezien het bij de Afdeling bekend moet zijn dat het griffierecht, bij zaken die behartigd worden door de maatschap [maatschap] in rekening-courant kan worden geboekt, faalt. Immers, in de rekening-courant-overeenkomst is bepaald dat indien gewenst wordt dat het griffierecht ten laste van de rekening-courant wordt gebracht, dit uitdrukkelijk in het beroepschrift moet worden aangegeven. In het onderhavige geval is dat niet gebeurd. Op grond van genoemde overeenkomst wordt dan zonder meer de wettelijke maningsprocedure gevolgd.
2.4. Gelet op het vorenstaande kan niet worden geoordeeld dat bij het doen van de uitspraak van 5 september 2000 ten onrechte toepassing is gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.5. Het verzet is ongegrond.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H.B. van der Meer, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Meer w.g. Van Loon
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2001
284. Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,