ECLI:NL:RVS:2001:AB3217

Raad van State

Datum uitspraak
1 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200003562/1.
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Korthals Altes
  • F.P. Zwart
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • G.A.A.M. Boot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huursubsidie en niet-ontvankelijk verklaring door burgemeester en wethouders

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 14 juni 2000. De appellant had op 26 juni 1998 een aanvraag om huursubsidie ingediend bij de burgemeester en wethouders van Bergeijk voor het tijdvak van 1 juli 1998 tot 1 juli 1999. De burgemeester en wethouders hebben echter op 29 juli 1998 medegedeeld niet akkoord te gaan met de door de appellant verlangde maandelijkse betaling van de huursubsidie bij voorschot door de gemeente. In plaats daarvan werd de appellant verzocht om de wijze van betaling te wijzigen. Hiertegen heeft de appellant bezwaar gemaakt, maar zijn bezwaar werd op 8 april 1999 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De appellant heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, maar zijn beroepen werden ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 8 februari 2001 ter zitting behandeld. De vertegenwoordigers van zowel de appellant als de burgemeester en wethouders waren aanwezig.

De Afdeling heeft overwogen dat de beslissingen van de burgemeester en wethouders, waarbij zij hun instemming hebben geweigerd om appellant maandelijks bij voorschot de huursubsidie te verstrekken, geen rechtshandeling inhouden en derhalve geen besluiten zijn in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat er geen bezwaar en beroep openstaat tegen deze beslissingen, omdat ze de rechtspositie van de appellant niet rechtstreeks beïnvloeden. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Raad
van State
200003562/1.
Datum uitspraak: 1 augustus 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 14 juni 2000 in het geding tussen:
appellant
en
burgemeester en wethouders van Bergeijk.
1. Procesverloop
Op 26 juni 1998 heeft appellant bij burgemeester en wethouders van Bergeijk (hierna: burgemeester en wethouders) een aanvraag om huursubsidie ingediend voor het tijdvak van 1 juli 1998 tot 1 juli 1999.
Bij brief van 29 juli 1998 hebben burgemeester en wethouders appellant medegedeeld niet akkoord te gaan met de door hem verlangde maandelijkse betaling van de huursubsidie bij voorschot door de gemeente en hem verzocht op het aanvraagformulier de wijze van betaling te wijzigen in een huurmatiging door de verhuurder of in een driemaandelijkse betaling achteraf door het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: het ministerie).
Bij brief van 14 augustus 1998 heeft appellant hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 8 april 1999 hebben burgemeester en wethouders appellants bezwaar, overeenkomstig het advies van de Commissie voor de bezwaar- en beroepschriften (hierna: de Commissie) van 18 maart 1999, kennelijk
niet-ontvankelijk verklaard. Het besluit en het advies zijn aangehecht.
Bij brief van 20 mei 1999 heeft appellant beroep ingesteld bij de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank).
Op 18 september 1999 heeft appellant bij burgemeester en wethouders een aanvraag om huursubsidie ingediend voor het tijdvak van 1 juli 1999 tot 1 juli 2000.
Op 22 september 1999 hebben burgemeester en wethouders het aanvraagformulier aan appellant geretourneerd, waarbij hem is medegedeeld dat niet akkoord wordt gegaan met maandelijkse betaling van de huursubsidie door de gemeente. Tevens hebben burgemeester en wethouders appellant verzocht op het formulier de wijze van betaling te wijzigen in een huurmatiging door de verhuurder of in een driemaandelijkse betaling achteraf door het ministerie.
Bij brief van 24 september 1999 heeft appellant hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 10 november 1999 hebben burgemeester en wethouders appellants bezwaar, overeenkomstig het advies van de Commissie van 21 oktober 1999, kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Het besluit en het advies zijn aangehecht.
Bij brief van 13 december 1999 heeft appellant beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij uitspraak van 14 juni 2000, verzonden op 15 juni 2000, heeft de rechtbank de beroepen van appellant ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 26 juli 2000, bij de Raad van State ingekomen op 27 juli 2000, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 22 augustus 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 25 september 2000 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 februari 2001, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. C.J.W.F. Dekkers, advocaat te Eindhoven, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. C.N.F. Mutsaerts, gemachtigde, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Huursubsidiewet (hierna: de Hsw) wordt de huursubsidie steeds over een tijdvak van ten hoogste drie maanden uitbetaald, na afloop van dat tijdvak.
Ingevolge artikel 31, derde lid, van de Hsw, voor zover hier van belang, kan met instemming van de aanvrager en de verhuurder, respectievelijk de gemeente, Onze Minister de huursubsidie, zo nodig in de vorm van een voorschot, uitbetalen aan de verhuurder van de woning, respectievelijk aan de gemeente waarin de aanvrager zijn woonplaats heeft.
2.2. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de beslissingen van burgemeester en wethouders, waarbij zij hun instemming hebben geweigerd om appellant maandelijks bij voorschot de huursubsidie te verstrekken, geen rechtshandeling inhouden en derhalve geen besluiten zijn in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zodat daartegen geen bezwaar en beroep openstaan. De beslissingen van burgemeester en wethouders beïnvloeden de rechtspositie van appellant immers niet rechtstreeks.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Korthals Altes, Voorzitter, en mr. F.P. Zwart en mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Leden, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Korthals Altes w.g. Boot
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2001
202.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,