ECLI:NL:RVS:2001:AB3090
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.H.B. van der Meer
- S.W. Schortinghuis
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in geschil over tegemoetkoming schade door extreem zware regenval
In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden een verzoek ingediend om schorsing van een uitspraak van de rechtbank Dordrecht. De rechtbank had het beroep van Landbouwbedrijf Agrilinde B.V. gegrond verklaard en de Staatssecretaris opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak. Agrilinde had een tegemoetkoming van ƒ 51.276,00 ontvangen op basis van de Regeling tegemoetkoming schade bij extreem zware regenval 1998, maar was van mening dat de berekening van de tegemoetkoming niet correct was, omdat de Staatssecretaris de industrienorm had toegepast in plaats van de versmarktnorm, die hogere bedragen biedt voor stamslabonen.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om voorlopige voorziening ingewilligd. Hij oordeelde dat het in het belang van de consistentie van de beslissingen op bezwaar is dat de Staatssecretaris geen nieuwe beslissing hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Dit besluit is genomen in het licht van de verschillende motiveringen die de rechtbanken Dordrecht en Breda in vergelijkbare zaken hebben gegeven, wat de Staatssecretaris ertoe bracht te vrezen dat een nieuwe beslissing op bezwaar tot een andere uitkomst zou kunnen leiden.
Daarnaast heeft de Voorzitter de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van Agrilinde, die zijn ontstaan door de rechtsbijstand in deze procedure. De uitspraak is gedaan op 18 juli 2001, en de Voorzitter heeft de beslissing openbaar gemaakt. De zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het nemen van beslissingen in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer er sprake is van verschillende uitspraken in vergelijkbare zaken.