ECLI:NL:RVS:2001:AB2437
Raad van State
- Kort geding
- J.J.M.S. Leyten-de Wijkerslooth
- J.J.R. Bakker
- H. Beekhuis
- Rechtspraak.nl
Vergunningverlening voor elektriciteitscentrale en de acceptatie van houtchips als brandstof
In deze zaak gaat het om de vergunningverlening aan de N.V. Elektriciteitsproductiemaatschappij Oost- en Noord-Nederland (EPON) voor de exploitatie van een elektriciteitscentrale te Nijmegen. De Raad van State heeft op 20 juni 2001 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door de Vereniging Dorpsbelang Hees, Stichting Werkgroep Weurt+ en Vereniging Stedelijk Leefmilieu Nijmegen tegen de directeur van de dienst Milieu en Water van de provincie Gelderland. De appellanten betwistten de goedkeuring van de acceptatievoorwaarden voor houtchips die EPON wilde gebruiken als brandstof in de centrale. De vergunningen waren verleend op basis van de Hinderwet, de Wet inzake de luchtverontreiniging en de Wet geluidhinder, maar de appellanten stelden dat de houtsnippers die EPON wilde verbranden, als afvalstoffen moesten worden aangemerkt, wat in strijd zou zijn met de vergunningvoorschriften.
De Raad van State overwoog dat de acceptatievoorwaarden, die EPON had opgesteld voor de houtchips, in strijd waren met de vergunningvoorschriften. De Afdeling bestuursrechtspraak concludeerde dat de houtspaanders die EPON accepteerde, moesten worden aangemerkt als afvalstoffen in de zin van de Europese richtlijn betreffende afvalstoffen. Dit leidde tot de conclusie dat de goedgekeurde acceptatievoorwaarden niet in overeenstemming waren met de Wet milieubeheer, omdat EPON geen vergunning had voor het verbranden van afvalstoffen. De Raad van State verklaarde het beroep van de appellanten gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herroept de goedkeuring van de acceptatievoorwaarden.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de wijze waarop vergunningen voor het verbranden van hout als brandstof moeten worden verleend en hoe de definitie van afvalstoffen moet worden geïnterpreteerd in het licht van Europese regelgeving. De Raad van State benadrukte dat de term 'afvalstoffen' moet worden beoordeeld met inachtneming van de doelstellingen van de richtlijn en dat de goedkeuring van acceptatievoorwaarden niet in strijd mag zijn met de geldende wetgeving.