ECLI:NL:RVS:2001:AB2265

Raad van State

Datum uitspraak
31 mei 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200004823/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onverbindend planvoorschrift wegens onvoldoende objectieve begrenzing van vrijstellingsbevoegdheid

In deze zaak heeft de Raad van State op 31 mei 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de arrondissementsrechtbank te Almelo. De zaak betreft een vrijstelling die door burgemeester en wethouders van Almelo was verleend aan de Stichting Coffeeshop de Tuin voor het verstrekken van niet-alcoholhoudende dranken op het perceel Boddenstraat 2a. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, maar de Raad van State oordeelde anders. De Raad stelde vast dat de vrijstellingsbepaling in het bestemmingsplan 'Binnenstad Westeres' niet voldeed aan de eisen van rechtszekerheid, omdat deze geen voldoende objectieve begrenzing van de vrijstellingsbevoegdheid bevatte. Dit was in strijd met artikel 15.1.a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De Raad oordeelde dat de rechtbank dit niet had onderkend en vernietigde de eerdere uitspraak. De Raad concludeerde dat de burgemeester en wethouders ten onrechte vrijstelling hadden verleend en verklaarde het hoger beroep van de appellant gegrond. De Raad vernietigde het besluit van 2 februari 2000 en veroordeelde de burgemeester en wethouders in de proceskosten van de appellant. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en objectieve regels in bestemmingsplannen om rechtszekerheid te waarborgen.

Uitspraak

Raad
van State
200004823/1.
Datum uitspraak: 31 mei 2001
afdeling
bestuursrechtspraak
Uitspraak op het hoger beroep van:
A, wonend te B,
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Almelo van 29 augustus 2000 in het geding tussen:
appellant
en
burgemeester en wethouders van Almelo.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 juni 1999 hebben burgemeester en wethouders van Almelo (hierna: burgemeester en wethouders) een binnenplanse vrijstelling verleend aan de Stichting Coffeeshop de Tuin (hierna: De Tuin) voor het verstrekken van niet-alcoholhoudende dranken op het perceel Boddenstraat 2a te Almelo.
Bij besluit van 2 februari 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie van advies voor de bezwaar- en beroepschriften en klachten van 10 november 1999, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 29 augustus 2000, verzonden op die dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 10 oktober 2000, bij de Raad van State ingekomen op 11 oktober 2000, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 6 maart 2001 is door De Tuin een memorie ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van De Tuin. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 mei 2001, waar burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door W.G. Bekke, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Binnenstad Westeres" is het perceel Boddenstraat 2a gesitueerd op gronden met de bestemming "Gemengde bebouwing".
Ingevolge artikel 2.1. van de planvoorschriften geldt voor deze gronden hetgeen is opgenomen in bijlage I van de planvoorschriften. In deze bijlage is bepaald dat de gronden zijn bestemd voor:
1. showrooms, kantoren en beroeps- en praktijkruimten voor beoefenaars van vrije beroepen;
2. half open of gesloten bebouwing met eengezinshuizen of meergezinshuizen;
3. winkels, mits deze geen grotere verkoopvloeroppervlakte hebben dan 300 m2; (...);
4. horecabedrijven, met dien verstande dat cafébedrijven en cafeteriabedrijven alleen zijn toegestaan voor zover dit blijkt uit de op de plankaart aangegeven aanduiding; burgemeester en wethouders zijn bevoegd hiervan vrijstelling te verlenen voor een cafébedrijf of cafeteriabedrijf buiten de op de plankaart aangegeven aanduiding;
5. (...).
Ingevolge artikel 4.1 van de planvoorschriften is het verboden de onbebouwde gronden en de bouwwerken binnen het plangebied te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming.
2.2. Burgemeester en wethouders hebben om het door De Tuin beoogde gebruik van het perceel Boddenstraat 2a mogelijk te maken, toepassing gegeven aan de onder 4 opgenomen vrijstellingsbevoegdheid.
2.3. Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald, dat burgemeester en wethouders met inachtneming van de in het plan vervatte regelen bevoegd zijn van bij het plan aan te geven voorschriften vrijstelling te verlenen.
De Afdeling is van oordeel dat de in een bestemmingsplan vervatte regelen, die de bevoegdheid tot het verlenen van vrijstelling openen of nader regelen, uit het oogpunt van rechtszekerheid een voldoende objectieve (kwantitatieve en kwalitatieve) begrenzing van deze bevoegdheid moet inhouden.
Aan dit vereiste is in het onderhavige geval niet voldaan. In de in bijlage I, onder 4, van de planvoorschriften opgenomen vrijstellingsbepaling is niet een zodanige begrenzing opgenomen.
De Afdeling is dan ook van oordeel dat voormelde bepaling wegens strijd met artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, van de WRO, verbindende kracht mist. De rechtbank heeft dit in de aangevallen uitspraak niet onderkend.
2.4. Uit het vorenstaande volgt dat burgemeester en wethouders ten onrechte vrijstelling als bedoeld in bijlage I, onder 4, van de planvoorschriften hebben verleend.
2.5. Dit betekent dat het door appellant ingestelde hoger beroep alsmede zijn beroep bij de rechtbank gegrond is. De aangevallen uitspraak dient derhalve te worden vernietigd. De Afdeling zal voorts, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het bestreden besluit van 2 februari 2000 vernietigen.
2.6. Burgemeester en wethouders dienen op de na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Almelo van 29 augustus 2000, registratienummer 00/192 BSTPL W1 A;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van burgemeester en wethouders van Almelo van 2 februari 2000, met kenmerk SWA/2000/1410;
V. veroordeelt burgemeester en wethouders van Almelo in de door appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van ƒ 2.130,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Almelo te worden betaald aan appellant;
VI. gelast dat de gemeente Almelo aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht van ƒ 565,00 (ƒ 225,00 +ƒ 340,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2001
17-369.
Verzonden: