ECLI:NL:RVS:2001:AB1097
Raad van State
- Hoger beroep
- P. van Dijk
- R.W.L. Loeb
- F.P. Zwart
- J.H.C.A. Muller
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vergunning voor het onder zich hebben van dode beschermde vogels
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zwolle van 1 november 1999. Appellant had een vergunning aangevraagd op basis van artikel 15 van de Vogelwet 1936 voor het onder zich hebben, vervoeren, afleveren, ten vervoer aanbieden, tentoonstellen of binnen of buiten Nederland brengen van dode beschermde vogels. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij had deze vergunning geweigerd, met als argument dat de verplaatsing van de activiteiten van de provincie Flevoland naar Gelderland een nieuwe vergunning vereiste. De Minister voerde aan dat zijn beleid gericht was op het beperken van het aantal vergunninghouders in Gelderland tot maximaal negen.
De rechtbank te Zwolle had het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar appellant was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep. De Raad van State oordeelde dat de beslissing van de Minister ondeugdelijk was gemotiveerd, omdat aan de eerder verleende vergunning geen territoriale beperking was verbonden. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit bleven in stand, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag door de Minister gehandhaafd werd. Tevens werd de Minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan appellant en diende het betaalde griffierecht vergoed te worden.
De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 8 februari 2001. De betrokken rechters waren P. van Dijk, R.W.L. Loeb en F.P. Zwart, met J.H.C.A. Muller als ambtenaar van Staat.