ECLI:NL:RVS:2001:AB0359
Raad van State
- Hoger beroep
- P.J. Boukema
- F.P. Zwart
- M.G.J. Parkins-de Vin
- A.U. Kallan
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake definitieve toevoegingen en rechtsbijstand voor verzoeker
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Raad voor Rechtsbijstand te Den Haag tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Den Haag van 25 mei 2000. De rechtbank had geoordeeld dat de besluiten van het Bureau Rechtsbijstandvoorziening te Den Haag om definitieve toevoegingen aan verzoeker te weigeren, onterecht waren. De besluiten van 3 december 1998 en 11 maart 1999, waarbij de toevoegingen werden geweigerd en de voorwaardelijke toevoegingen met terugwerkende kracht werden ingetrokken, werden door de rechtbank vernietigd. De rechtbank oordeelde dat het vermogen van verzoeker op het moment van beëindiging van de rechtsbijstand onder de wettelijke grens van f 20.000,-- lag, waardoor de weigering van de toevoegingen niet gerechtvaardigd was.
In hoger beroep heeft de Raad voor Rechtsbijstand aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het vermogen van verzoeker op het moment van beëindiging van de rechtsbijstand onder de grens lag. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 19 december 2000 behandeld, maar partijen zijn niet ter zitting verschenen. De Afdeling heeft de overwegingen van de rechtbank gevolgd en geoordeeld dat de beslissing van de rechtbank juist was. De rechtbank had op goede gronden geoordeeld dat de weigering van de toevoegingen niet kon worden gehandhaafd, omdat het vermogen van verzoeker op het relevante moment onder de grens lag.
De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 29 januari 2001.