ECLI:NL:RVS:2000:AE3261

Raad van State

Datum uitspraak
20 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200000752/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de legalisatie van Nigeriaanse documenten door de minister van Buitenlandse Zaken

In deze zaak gaat het om de legalisatie van een Nigeriaanse geboorteakte en huwelijksakte door de minister van Buitenlandse Zaken. De ambassade in Lagos had op 11 november 1996 geweigerd om de documenten te legaliseren, wat leidde tot een beroep van de aanvrager bij de president van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de beslissing van de minister. De minister ging in hoger beroep bij de Raad van State.

De Raad van State oordeelde dat de minister niet had aangetoond dat de eerder genomen besluiten tot legalisatie onjuist waren. De Afdeling bestuursrechtspraak overwoog dat de minister niet zomaar kon terugkomen op de legalisatie van de documenten, die eerder waren goedgekeurd. De Afdeling stelde vast dat de minister niet had aangetoond dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere besluiten ongeldig maakten. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de president van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de huwelijksakte en verklaarde het bezwaar van de aanvrager gegrond.

De Raad van State concludeerde dat de beslissing van 11 november 1996, waarbij de legalisatie was geweigerd, niet in stand kon blijven. De minister werd opgedragen om de documenten alsnog te legaliseren. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de noodzaak voor de overheid om zorgvuldig om te gaan met eerder genomen besluiten, vooral als deze onherroepelijk zijn. De uitspraak werd openbaar gedaan op 20 november 2000.

Uitspraak

Raad
van State
200000752/1.
Datum uitspraak: 20 november 2000.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de minister van Buitenlandse Zaken,
appellant,
tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 27 januari 2000 in het geding tussen:
[aanvrager] wonend te [woonplaats]
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij beslissing van 11 november 1996 heeft de ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden te Lagos, Nigeria (hierna: de ambassade), namens appellant, voor zover hier van belang, geweigerd de door [aanvrager] (hierna: [aanvrager]) overgelegde Nigeriaanse geboorteakte (kenmerk 208888) en huwelijksakte te legaliseren.
Bij beslissing van 2 oktober 1998 heeft de ambassade, namens appellant, geweigerd de door [aanvrager] overgelegde geboorteakte (kenmerk 9600559) en huwelijksakte te legaliseren.
Bij besluit van 1 november 1999 heeft appellant het tegen beide beslissingen door [aanvrager] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 27 januari 2000, verzonden op 28 januari 2000, heeft de president van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar (hierna: de president), voor zover hier van belang, het daartegen door [aanvrager] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd, voor zover hierbij het bezwaar tegen de beslissing van 2 oktober 1998 ongegrond is verklaard, het bezwaar alsnog gegrond verklaard en de beslissing van 2 oktober 1998 herroepen, en appellant opgedragen binnen twee weken na verzending van deze uitspraak het geboortebewijs (kenmerk 9600559) en de huwelijksakte te legaliseren.
Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij op 9 februari 2000 bij de Raad van State ingekomen faxbericht, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Hierbij heeft hij tevens gevraagd om geheimhouding ex artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten aanzien van stukken die betrekking hebben op de door de Nederlandse ambassade in Nigeria uitgevoerde verificatie-onderzoeken. Op 20 maart 2000 heeft een Enkelvoudige Kamer van de Afdeling beslist dat beperking van kennisneming van de desbetreffende stukken deels wel en deels niet gerechtvaardigd is. Het stuk waarvan de beperking niet gerechtvaardigd werd geacht is aan het procesdossier toegevoegd.
Bij brief van 27 maart 2000 heeft [aanvrager] toestemming verleend om mede op grondslag van de stukken ten aanzien waarvan het verzoek om geheimhouding is ingewilligd uitspraak te doen.
Bij brief van 15 juni 2000 heeft [aanvrager] een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 augustus 2000, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. P.J. van Vliet, ambtenaar ten departemente, en [aanvrager] in persoon, vergezeld van zijn echtgenote [echtgenote] en bijgestaan door mr. L.J.P. M., advocaat te Beverwijk, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De door "Oredo Local Government" afgegeven geboorteakte (kenmerk 208888) en de huwelijksakte van het in november 1995 in Nigeria voltrokken huwelijk tussen [aanvrager] en [echtgenote] zijn eind 1995 gelegaliseerd, zonder dat verificatie van de inhoud ervan heeft plaatsgevonden. Bij brieven van 27 november 1995, 15 januari 1996 en 26 maart 1996 heeft de kanselier van de Nederlandse ambassade te Lagos, Nigeria, de gemeente Alkmaar aangeraden verificatie van de gelegaliseerde documenten aan te vragen, alvorens ze te accepteren. Op verzoek van de gemeente Alkmaar, die had geweigerd het huwelijk te registreren, is voor deze documenten alsnog een verificatieprocedure gestart. Legalisatie is bij beslissing van 11 november 1996 geweigerd, omdat de identiteit van [aanvrager] onvoldoende vaststond. In de beslissing op bezwaar heeft appellant er tevens op gewezen dat de geboorteakte was afgegeven door een instantie die daartoe niet langer bevoegd is. [aanvrager] heeft vervolgens een vervangend geboortebewijs (kenmerk 9600559) van de wel bevoegde instantie, alsmede - opnieuw - de huwelijksakte ter legalisatie overgelegd. Legalisatie van deze documenten is bij beslissing van 2 oktober 1998 geweigerd omdat tijdens het - opnieuw uitgevoerde - verificatie-onderzoek geen ondersteunend bewijs voor de juistheid van de geboortedatum kon worden gevonden en ook overigens de twijfel aan de inhoudelijke juistheid van de geboorteakte niet kon worden weggenomen.
2.2. De president heeft overwogen dat hij van zwaarwegend belang acht dat de geboorteakte met kenmerk 208888 reeds in november 1995 is gelegaliseerd. Aangezien aan deze akte een bevoegdheidsgebrek kleefde, is het legalisatiebesluit van november 1995, zo stelt de president vast, in zoverre onjuist. Dit gebrek is naar het oordeel van de president echter geheeld door het vervangende geboortebewijs. Appellant had, aldus de president, niet mogen terugkomen van zijn in november 1995 genomen besluit, tenzij hij kon aantonen dat sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die uitwijzen dat dit besluit onmiskenbaar onjuist zou zijn. Hierin is appellant, zo overweegt de president, niet geslaagd, gezien het feit dat hij in de beslissing op bezwaar heeft toegegeven dat het verificatieonderzoek niet heeft uitgewezen dat de ter legalisatie aangeboden documenten inhoudelijk onjuist zijn. Naar het oordeel van de president had appellant derhalve niet mogen weigeren het vervangende geboortebewijs en, in samenhang daarmee, de huwelijksakte te legaliseren.
2.3. De Afdeling overweegt als volgt. Appellant heeft expliciet aangegeven de besluiten, waarbij de geboorteakte met kenmerk 208888 en de huwelijksakte zijn gelegaliseerd, niet te hebben herroepen of ingetrokken. Anders dan de president is de Afdeling van oordeel dat inzichten met betrekking tot de onbevoegdheid van de "Local Governments", die zowel [aanvrager] als appellant eerst in 1997 hebben verkregen, op zichzelf niet kunnen afdoen aan het onherroepelijke karakter van deze besluiten. Dit geldt evenzeer voor het feit dat, zoals appellant heeft gesteld, een in de loop van 1996 uitgevoerd verificatie-onderzoek twijfel heeft doen ontstaan aan de juistheid van deze documenten. Op grond van het per 1 april 1996 geldende beleid is appellant verplicht een dergelijk onderzoek uit te voeren ten aanzien van documenten uit onder meer Nigeria. Met het oog op de rechtszekerheid kan niet op de enkele basis van een beleidswijziging aan de eerder genomen, rechtens onaantastbare, besluiten, waarbij het verzoek om legalisatie was ingewilligd, hun werking worden ontnomen. Hoewel appellant naar eigen zeggen niet de bedoeling heeft gehad van deze besluiten terug te komen, komt de beslissing van 11 november 1996 materieel wel op het herroepen daarvan neer, zonder dat, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, daarvoor een toereikende grond bestond. Opmerking verdient tevens dat, zoals blijkt uit de uitspraak van 6 april 1999 inzake no. H01.98.1103 (aangehecht), de minister ook vóór 1 april 1996 in gevallen, waarin gerede twijfel bestond aan de inhoud van de ter legalisatie overgelegde documenten, reeds bevoegd was tot verificatie over te gaan. Hij heeft kennelijk in dit geval geen aanleiding gezien van deze bevoegdheid gebruik te maken. De wijze waarop de kanselier in eerder genoemde brieven aan de gemeente Alkmaar heeft getracht deze beslissing te doen corrigeren, getuigt van willekeurig handelen.
Uit het vorenstaande volgt dat de beslissing van 11 november 1996, waarbij legalisatie is geweigerd van de geboorte-akte met kenmerk 208888 en de huwelijksakte, niet in stand kan blijven. Het bezwaar hiertegen had gegrond moeten worden verklaard en deze beslissing had moeten worden herroepen. De beslissing van 2 oktober 1998 is, voor zover hierbij opnieuw is beslist over legalisatie van dezelfde huwelijksakte, geen op rechtsgevolg gericht besluit. Het bezwaar tegen deze beslissing had in zoverre niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
2.4. [aanvrager] heeft opnieuw een verzoek om legalisatie ingediend, omdat hij in de veronderstelling verkeerde niet (langer) over gelegaliseerde documenten te beschikken. Dit nieuwe verzoek had, vanwege het bij het eerste geboortebewijs geconstateerde bevoegdheidsgebrek, onder meer betrekking op een ander, vervangend, geboortebewijs. Nu, zoals hiervoor is geconstateerd, [aanvrager] al over een gelegaliseerd geboortebewijs beschikte, moet thans worden geoordeeld dat [aanvrager] geen belang had bij een beslissing op dit verzoek. Appellant had dit verzoek derhalve buiten behandeling moeten laten. Het bezwaar tegen de weigering het nieuwe geboortebewijs te legaliseren had derhalve gegrond moeten worden verklaard en het primaire besluit van 2 oktober 1998 had moeten worden herroepen.
2.5. Uit het vorenstaande volgt dat de president terecht, zij het op onjuiste gronden, het beroep gegrond heeft verklaard en de beslissing op bezwaar van 1 november 1999 heeft vernietigd, voor zover deze betrekking heeft op de beslissing van 2 oktober 1998 en voor zover ziende op de geboorteakte. De gegrondverklaring van het bezwaar tegen en de herroeping van de beslissing van 2 oktober 1998 kunnen echter alleen in stand blijven, voor zover betrekking hebbend op de legalisatie van de geboorteakte met kenmerk 9600559. In zoverre dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd. De president heeft appellant ten onrechte opgedragen het vervangende geboortebewijs (kenmerk 9600559) en de huwelijksakte te legaliseren. Voorts heeft de president ten onrechte nagelaten de beslissing op bezwaar van 1 november 1999 ook overigens te vernietigen. In zoverre komt de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking. Doende hetgeen de president zou behoren te doen vernietigt de Afdeling het besluit van 1 november 1999 alsnog geheel, verklaart zij, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, de bezwaren tegen de beslissing van 11 november 1996 alsnog gegrond, herroept zij deze beslissing, laat zij het verzoek om legalisatie, voor zover betrekking hebbend op de geboorteakte 408888 en de huwelijksakte, buiten behandeling, en verklaart zij het bezwaar tegen de beslissing van 2 oktober 1998, voor zover betrekking hebbend op de huwelijksakte, alsnog niet-ontvankelijk.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
vernietigt de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 27 januari 2000, AWB 99/1388 en AWB 99/1389, voor zover hierin het bezwaar tegen de beslissing van 2 oktober 1998, betrekking hebbend op de huwelijksakte, alsnog gegrond verklaard is, deze beslissing in zoverre is herroepen en de minister is opgedragen het vervangende geboortebewijs (kenmerk 9600559) en de huwelijksakte te legaliseren, alsmede voor zover de president heeft nagelaten het besluit van 1 november 1999 te vernietigen, voor zover dit betrekking had op het bezwaar tegen de beslissing van 11 november 1996;
vernietigt het besluit van de minister van Buitenlandse Zaken van 1 november 1999, DJZ/BR-2250/99-pvv1, in zoverre alsnog;
verklaart het bezwaar, gericht tegen de beslissing van 11 november 1996 gegrond;
bepaalt dat de beslissing van 11 november 1996 wordt herroepen;
verklaart het bezwaar tegen de beslissing van 2 oktober 1998, voor zover betrekking hebbend op de huwelijksakte, alsnog niet-ontvankelijk;
bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2000.