ECLI:NL:RVS:2000:AB0017

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200002608/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bouwvergunning bij illegale buitenzonwering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Arnhem. De appellant had zonder vergunning buitenzonwering (screens) aangebracht aan zijn woning. Burgemeester en wethouders van Doesburg hebben de appellant op 22 november 1999 aangeschreven met een last onder dwangsom van f 500,-- per week, met een maximaal te verbeuren bedrag van f 15.000,--, om de zonder vergunning aangebrachte buitenzonwering te verwijderen. Het bezwaar van de appellant tegen dit besluit werd op 25 januari 2000 ongegrond verklaard. De president van de arrondissementsrechtbank verklaarde op 3 april 2000 het beroep van de appellant ongegrond.

De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De Raad overweegt dat volgens artikel 40 van de Woningwet het verboden is te bouwen zonder vergunning. De Raad stelt vast dat het aanbrengen van de screens een meldingplichtige activiteit is, maar dat de appellant dit niet heeft gedaan. Hierdoor was een bouwvergunning vereist, die niet was verleend. De burgemeester en wethouders waren derhalve bevoegd om handhavend op te treden.

De Raad van State concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat het bestuursorgaan afziet van handhavend optreden. De aanwezigheid van een negatief welstandsadvies van de welstandscommissie ondersteunt het standpunt van de burgemeester en wethouders dat de screens niet voldoen aan redelijke eisen van welstand. De Raad bevestigt de uitspraak van de president en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Raad
van State
200002608/1.
Datum uitspraak: 21 december 2000.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Arnhem van 3 april 2000 in het geding tussen:
appellant
en
burgemeester en wethouders van Doesburg.
1 . Procesverloop
Bij besluit van 22 november 1999 hebben burgemeester en wethouders van Doesburg (hierna: burgemeester en wethouders) appellant onder oplegging van een last onder dwangsom van f 500,-- per week, met een maximaal te verbeuren bedrag van f 15.000,--, aangeschreven de zonder vergunning aangebrachte buitenzonwering (screens) te verwijderen.
Bij besluit van 25 januari 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 3 april 2000, verzonden op 19 april 2000, heeft de president van de arrondissementsrechtbank te Arnhern (hierna: de president) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 25 mei 2000, bij de Raad van State ingekomen op 29 mei 2000, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 4 september 2000 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 november 2000, waar appellant in persoon, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door W.P.P.M. Hijmans, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders bouwvergunning).
Ingevolge artikel 42, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet, juncto artikel 2, aanhef en onder g, van het Besluit meldingplichtige bouwwerken (Bmb), is in afwijking van artikel 40, eerste lid, geen bouwvergunning vereist voor het aanbrengen van een zonwering of een rolluik aan een woning of een ander gebouw, mits het voornemen hiertoe schriftelijk bij burgemeester en wethouders is gemeld. Hieruit volgt dat, anders dan appellant meent, het aanbrengen van de screens in beginsel een meldingplichtige activiteit is.
Nu de screens evenwel zijn aangebracht zonder dat het voornemen daartoe schriftelijk bij burgemeester en wethouders is gemeld, is daarvoor een bouwvergunning vereist. Deze is niet verleend, zodat burgemeester en wethouders bevoegd waren tot het opleggen van een last onder dwangsom over te gaan.
2.2. Zoals de president terecht heeft overwogen kan alleen onder bijzondere omstandigheden van het bestuursorgaan worden verlangd dat het afziet van handhavend optreden tegen de illegale situatie. De aanwezigheid van een bijzonder geval kan onder meer worden aangenomen, indien er concreet zicht is op legalisatie. Gebleken is dat de welstandscommissie op 30 maart 1999 met betrekking tot de screens een negatief welstandsadvies heeft uitgebracht. Er is geen grond voor het oordeel dat burgemeester en wethouders op basis van dit advies zich niet in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat de screens niet voldoen aan redelijke eisen van welstand. Legalisatie van de screens ligt derhalve niet in de rede. Voorts is het de Afdeling uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat - anders dan appellant heeft betoogd -burgemeester en wethouders in vergelijkbare gevallen ook tot aanschrijving zijn overgegaan. Van willekeur van de zijde van burgemeester en wethouders is dan ook geen sprake.
2.3. Ook anderszins is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan van burgemeester en wethouders kon worden verlangd af te zien van het treffen van handhavingsmaatregelen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.J.R. Bakker, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Bastein, ambtenaar van Staat.
w.g. Bakker w.g. Bastein
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2000.
13.
Verzonden: 21 december 2000
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,