ECLI:NL:RVS:2000:AA9944
Raad van State
- Hoger beroep
- C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
- M.J.M. Langeveld
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraak arrondissementsrechtbank Amsterdam inzake voorzieningen Woningwet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellanten tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 6 oktober 1999. De rechtbank had het beroep van appellanten ongegrond verklaard, nadat het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud-West van de gemeente Amsterdam hen had aangeschreven tot het treffen van voorzieningen aan hun pand. Dit besluit was genomen op basis van artikel 14 van de Woningwet. Appellanten, eigenaren van het pand, voerden aan dat zij niet voorafgaand aan de aanschrijving waren gehoord en dat zij geen vooraanschrijving hadden ontvangen. De rechtbank oordeelde echter dat, zelfs als er sprake was van een schending van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht, dit gebrek voldoende was hersteld in de bezwaarschriftenprocedure.
De Raad van State heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juli 2000, waarbij appellanten vertegenwoordigd waren door hun advocaat. Het dagelijks bestuur was niet verschenen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep ongegrond is. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het dagelijks bestuur appellanten had aangeschreven tot het treffen van noodzakelijke voorzieningen, zoals vereist door de Woningwet. De Afdeling bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 18 augustus 2000. De betrokken partijen zijn [appellant A] en [appellant B], die beiden in hun respectieve woonplaatsen zijn gevestigd. De Raad van State heeft de uitspraak bevestigd, waarbij de argumenten van appellanten niet zijn gehonoreerd.