199901719/1.
Datum uitspraak:: 20 juni 2000
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 9 juli 1999 in het geding tussen:
burgemeester en wethouders van Liesveld.
Bij besluit van 8 juli 1997 hebben burgemeester en wethouders van Liesveld (hierna: burgemeester en wethouders), onder het verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, aan […] Beton Groot-Ammers B.V. bouwvergunning verleend voor het vergroten van een bedrijfshal op het perceel kadastraal bekend Groot-Ammers, sectie [..], no […] aan de [straat] te [plaats].
Bij besluit van 13 januari 1998 hebben burgemeester en wethouders het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie behandeling bezwaar- en beroepschriften (hierna: de commissie) van 17 december 1997, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 9 juli 1999, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Dordrecht (hierna: de rechtbank) het door appellant tegen dit besluit ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 14 augustus 1999, bij de Raad van State ingekomen op 17 augustus 1999, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brieven van 10 september 1999 en 24 januari 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 1 december 1999 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 maart 2000, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. A. van Diermen, gemachtigde, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. J.S. Ort, advocaat te Alblasserdam, en C. Benschop, ambtenaar bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is daar verschenen […] Beton Groot-Ammers B.V., vertegenwoordigd door mr. J.B. Mus, advocaat te Breda.
2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2. De beslissing op bezwaar strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van appellant omdat hij geen belanghebbende is in de zin van voormelde bepaling. Daarbij hebben burgemeester en wethouders, in navolging van het advies van de commissie, overwogen dat naar de eigen opvatting van appellant pas sprake is van rechtstreeks in het belang betrokken zijn, zodra op het terrein van appellant een of meer bedrijfswoningen zouden zijn geplaatst, hetgeen op dat moment niet het geval was.
2.3. Terecht heeft de rechtbank overwogen dat het antwoord op de vraag of appellant kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van de Awb, niet afhankelijk is van belangen die worden aangevoerd en het gewicht dat daaraan dient te worden toegekend, maar van objectief bepaalbare factoren.
2.4. Appellant is eigenaar van een aantal percelen grond in de omgeving van de bedrijfshal, waarvoor de bouwvergunning is verleend. Ter zitting is onbetwist gebleven dat twee van deze percelen zich op ongeveer 180 meter van deze bedrijfshal bevinden. Mede gelet op de omstandigheid dat de bedrijfshal als gevolg van de vrijstelling hoger is dan de dijk, die tussen de bedrijfshal en de percelen van appellant ligt, kan niet worden gezegd dat appellant geen rechtstreeks bij de verlening van de bouwvergunning betrokken belang heeft in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. De rechtbank heeft dit miskend.
2.5. Het hoger beroep is derhalve gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten. Burgemeester en wethouders dienen opnieuw op het bezwaarschrift te beslissen.
2.6. Burgemeester en wethouders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 9 juli 1999, AWB 98/132, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing op bezwaar in stand zijn gelaten;
III. draagt burgemeester en wethouders van Liesveld op met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen;
IV. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
V. veroordeelt burgemeester en wethouders van Liesveld in de door appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van f 1.420,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Liesveld te worden betaald aan appellant;
VI. gelast dat de gemeente Liesveld aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (f 340,00) vergoedt;
Aldus vastgesteld door mr. J.J.R. Bakker, Voorzitter, en mr. J.H. Grosheide en mr. B. van Wagtendonk, Leden, in tegenwoordigheid van mr E.D.A.M. Zegveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Bakker w.g. Zegveld
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2000
Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State, voor deze,