ECLI:NL:RVS:2000:AA9240
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- R.W.L. Loeb
- J.A.M. van Angeren
- E.A. Alkema
- D. Haan
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak inzake herziening bestemmingsplan
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 november 2000 uitspraak gedaan over een verzet tegen een eerdere uitspraak van 27 juni 2000. De opposant had verzet aangetekend tegen de afwijzing van zijn verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 8 juni 1999. De opposant stelde dat het verzoek om herziening niet onredelijk laat was ingediend, maar de Afdeling oordeelde dat het verzoek pas eind april 2000 was gedaan, ongeveer 11 maanden na de oorspronkelijke uitspraak. Dit werd als onredelijk laat beschouwd.
De Afdeling overwoog verder dat de opposant niet kon betogen dat hij moest wachten op de uitkomst van een wijziging van het bestemmingsplan voordat hij het verzoek om herziening indiende. Volgens de wet kunnen alleen feiten en omstandigheden die vóór de oorspronkelijke uitspraak hebben plaatsgevonden, grond vormen voor herziening. De Afdeling verklaarde het verzoek om herziening terecht niet-ontvankelijk en oordeelde dat het verzet ongegrond was.
De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De beslissing werd vastgesteld door de voorzitter en twee leden van de Afdeling, met de ambtenaar van Staat aanwezig.