ECLI:NL:RVS:2000:AA9240

Raad van State

Datum uitspraak
17 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200002192/Y40.
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • J.A.M. van Angeren
  • E.A. Alkema
  • D. Haan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak inzake herziening bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 november 2000 uitspraak gedaan over een verzet tegen een eerdere uitspraak van 27 juni 2000. De opposant had verzet aangetekend tegen de afwijzing van zijn verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 8 juni 1999. De opposant stelde dat het verzoek om herziening niet onredelijk laat was ingediend, maar de Afdeling oordeelde dat het verzoek pas eind april 2000 was gedaan, ongeveer 11 maanden na de oorspronkelijke uitspraak. Dit werd als onredelijk laat beschouwd.

De Afdeling overwoog verder dat de opposant niet kon betogen dat hij moest wachten op de uitkomst van een wijziging van het bestemmingsplan voordat hij het verzoek om herziening indiende. Volgens de wet kunnen alleen feiten en omstandigheden die vóór de oorspronkelijke uitspraak hebben plaatsgevonden, grond vormen voor herziening. De Afdeling verklaarde het verzoek om herziening terecht niet-ontvankelijk en oordeelde dat het verzet ongegrond was.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De beslissing werd vastgesteld door de voorzitter en twee leden van de Afdeling, met de ambtenaar van Staat aanwezig.

Uitspraak

Raad
van State
200002192/Y40.
Datum uitspraak: 17 november 2000
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzet van:
[appellant/opposant], wonend te [woonplaats],
opposant,
vertegenwoordigd door [verzoeker].
1 Procesverloop
Bij uitspraak van 27 juni 2000 in zaak nr. 200002192/P40, verzonden op 29 juni 2000, heeft de Afdeling met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een verzoek om herziening van de uitspraak van 8 juni 1999 in de zaken nrs. H01.99.0304 en K01 -99.0026 afgewezen. De uitspraak van 27 juni 2000 is aangehecht.
[Redactie: zie url(‘AA9239’,http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/show_detail.asp?ui_id=22967)]
Tegen deze uitspraak heeft opposant bij brief, ingekomen bij de Raad van State op 8 augustus 2000, verzet gedaan. Het verzetschrift is aangehecht.
Opposant is desverzocht op 5 oktober 2000 in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Hij heeft daarvan gebruik gemaakt bij monde van ir. [verzoeker].
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling heeft in de uitspraak, waarvan verzet, overwogen dat het verzoek eerst eind april 2000, derhalve ongeveer 11 maanden na de uitspraak, waarvan herziening wordt verzocht, is gedaan en aldus onredelijk laat.
2.2. Het door opposant in zijn verzetschrift aangevoerde leidt niet tot en ander oordeel. Voor zover opposant betoogt dat niet is voorgeschreven, innen welke tijd herziening moet worden gevraagd, wordt overwogen dat in artikel 8:88, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht onder meer het bepaalde in artikel 6:12, derde lid, van die wet van overeenkomstige toepassing is verklaard, zodat een verzoek om herziening niet onredelijk laat mag worden ingediend. Voor zover hij betoogt dat hij de uitkomst van de door hem verzochte wijziging van het bestemmingsplan moest afwachten, alvorens het verzoek te kunnen doen, overweegt de Afdeling dat dit betoog evenzeer faalt, omdat ingevolge artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht slechts feiten en omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak grond tot herziening kunnen vormen.
2.3. Het verzoek is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het verzet is ongegrond.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, mr. J.A.M. van Angeren en mr. E.A. Alkema, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Haan
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 november 2000
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,