Datum uitspraak:29 augustus 2000
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
A. en B, wonend te C, appellanten,
tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 14 maart 2000 in het geding tussen:
burgemeester en wethouders van Alkmaar.
Bij besluit van 15 november 1999 hebben burgemeester en wethouders van Alkmaar (hierna: burgemeester en wethouders) aan de directeur van de Dienst Stadsontwikkeling en Beheer van de gemeente Alkmaar vergunning verleend voor de kap van daarbij nader omschreven bomen in het gebied Vroonermeer Zuid.
Bij besluit van 15 februari 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 14 maart 2000, verzonden op 11 april 2000, voorzover hier van belang, heeft de president van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar (hierna: de president) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en het bezwaar van appellanten alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 22 mei 2000, bij de Raad van State per fax ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 5 juli 2000 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 juli 2000, waar appellanten in persoon, bijgestaan door mr. L. Vellenga-van Nieuwkerk, advocaat te Alkmaar, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door A. van het Ende, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het onderhavige besluit tot verlening van kapvergunning ziet op de kap van ruim 1000 bomen in een strook van ongeveer vijf hectare nabij de wijk Huiswaard 2, aan de noordoostzijde van de Nollenweg. Het desbetreffende bosschage is plaatselijk bekend als het Vroonermeerbos. Appellanten wonen in deze wijk. In geschil is of hun belangen rechtstreeks bij dat besluit zijn betrokken en of zij derhalve kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van het eerste lid van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.2. Indien alleen de afstand tussen de woningen van appellanten en de bebossing en het zicht dat appellanten daarop vanuit hun woningen of de directe omgeving daarvan hebben in ogenschouw wordt genomen, dient evengenoemde vraag ontkennend te worden beantwoord. Bedoelde afstand bedraagt voor A ongeveer 180 m en voor B enkele tientallen meters meer. Tussen de woning van B en het Vroonermeerbos, en in mindere mate tussen de woning van A en het bosje, bevinden zich ook andere woningen en een groenstrook die direct zicht op het bosje ontnemen, terwijl tevens de Nollenweg een fysieke barrière vormt om het bosje te bereiken. Dit zijn echter niet de enige factoren die een rol spelen. Het is mogelijk dat ook indien niet aan deze criteria wordt voldaan een eigen, persoonlijk belang van een natuurlijk persoon bij een besluit tot verlening van een kapvergunning is betrokken. Dit kan het geval zijn als de kap op andere wijze een directe invloed heeft op de woonomgeving.
2.2 De president heeft overwogen dat niet valt in te zien dat deze situatie zich voordoet. In het onderhavige geval kan er echter niet aan worden voorbijgegaan dat, zoals uit de notulen van een vergadering van de gemeenteraad uit 1974 naar voren komt, het onderhavige gebied tijdens politieke beraadslagingen over groenvoorzieningen is aangeboden als extra groenvoorziening voor de bewoners van de wijk Huiswaard 2. Dat, zoals ter zitting van de zijde van burgemeester en wethouders is gesteld, deze voorziening als een tijdelijke was bedoeld in afwachting van een groter stadspark, dat nadien verder tot ontplooiing is gekomen, en dat het Vroonermeerbos daarom niet is opgenomen in gemeentelijke groenbeleidsplannen, doet er niet aan af dat deze bebossing indertijd een wijkfunctie heeft gekregen. Die functie is in de loop der jaren feitelijk behouden gebleven. De president heeft hieraan onvoldoende betekenis toegekend. Nu appellanten woonachtig zijn in de desbetreffende wijk en zij hebben gesteld regelmatig gebruik te maken van het parkje, dat door de kap grotendeels zal verdwijnen, hebben zij in dit geval een voldoende eigen, persoonlijk, objectief bepaalbaar, actueel en rechtstreeks belang bij het besluit tot verlening van de kapvergunning om hen daarbij als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb aan te merken.
2.3. Uit het vorenoverwogene volgt dat het hoger beroep gegrond is. De aangevallen uitspraak dient, voorzover daarbij in hoofdzaak is beslist, te worden vernietigd. Nu de president aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil niet is toegekomen, is er aanleiding de zaak met toepassing van artikel 44, eerste lid, onder b, van de Wet op de Raad van State terug te wijzen naar de rechtbank.
2.4. Aangezien burgemeester en wethouders in hoger beroep de uitspraak van de president hebben verdedigd, bestaat er aanleiding hen te veroordelen in de proceskosten van appellanten.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. vernietigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst de zaak terug naar de arrondissementsrechtbank te Alkmaar;
III. veroordeelt burgemeester en wethouders van Alkmaar in de door appellanten in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van f 1.573,10, waarvan een gedeelte groot f 1.420,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de gemeente Alkmaar te worden betaald aan appellanten;
IV. gelast dat de gemeente Alkmaar aan appellanten het door hen voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (f 340,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door dr. J.C.K.W. Bartel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Dallinga
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2000
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,