ECLI:NL:RVS:2000:AA5796

Raad van State

Datum uitspraak
18 april 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
199901167/01.
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • P. van Dijk
  • J.H. Grosheide
  • A. Kosto
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechter bij geschil over bestuursorgaan en besluitvorming

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de Stichting Erkenningsregeling voor de Uitoefening van het Koeltechnisch Installatiebedrijf (STEK) en het bestuur van die stichting tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Arnhem. De rechtbank had zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Commissie van Beroep van de STEK. De rechtbank oordeelde dat het beroep op grond van de Wet milieubeheer in eerste en enige aanleg bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moest worden ingediend.

De appellanten stelden dat de rechtbank eerst had moeten oordelen of de STEK als bestuursorgaan kan worden aangemerkt voordat zij het beroepschrift doorzond naar de Afdeling. De Afdeling bestuursrechtspraak overweegt echter dat het niet aan de rechtbank was om deze vraag te beantwoorden, omdat dit oordeel toekomt aan de rechter die bevoegd zou zijn als de vraag bevestigend zou worden beantwoord. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de doorzending van het beroepschrift terecht heeft plaatsgevonden.

De Afdeling stelt vast dat het geschil zijn grondslag vindt in de Wet milieugevaarlijke stoffen en dat de Afdeling in eerste en enige aanleg bevoegd is om over dit geschil te oordelen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat zij zich onbevoegd moest verklaren en het beroepschrift doorzenden naar de Afdeling. Het hoger beroep van de appellanten wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep.

Uitspraak

Raad van State
199901167/01.
Datum uitspraak: 18 april 2000
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak met toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de Stichting Erkenningsregeling voor de Uitoefening van het Koeltechnisch lnstallatiebedrijf, gevestigd te 's-Gravenhage, en het bestuur van die stichting, appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Arnhern van 9 juni 1999 in het geding tussen:
Koel-Combi Beheer B.V.,
gevestigd te Malden
en
de Commissie van Beroep van de Stichting Erkenningsregeling voor de Uitoefening van het Koeltechnisch lnstallatiebedrijf.
1 Procesverloop
Bij brief van 11 september 1997 heeft de Stichting Erkenningsregeling voor de Uitoefening van het Koeltechnisch lnstallatiebedrijf (hierna: de STEK) aan Koel-Combi Beheer B.V. medegedeeld dat zij niet kan overgaan tot het verlengen van de erkenning voor de eerstvolgende erkenningsperiode.
Bij brief van 23 september 1997 heeft de STEK aan Koel-Combi Beheer B.V., naar aanleiding van door haar gemaakt bezwaar, medegedeeld de in de brief van 11 september 1997 vervatte beslissing te handhaven.
Tegen de in de brief van 23 september 1997 vervatte beslissing heeft KoelCombi Beheer B.V. beroep ingesteld bij de Commissie van Beroep van de STEK.
Tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Commissie van Beroep heeft Koel-Combi Beheer B.V. bij brief van 11 december 1997 beroep ingesteld bij de arrondissementsrechtbank te Arnhem (hierna: de rechtbank).
Op 27 juli 1998 heeft de Commissie van Beroep een beslissing genomen, waarbij zij het bij haar ingestelde beroep gegrond heeft verklaard en het meer of anders gevorderde heeft afgewezen.
Bij uitspraak van 9 juni 1999, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van het ingestelde beroep kennis te nemen en bepaald dat het beroepschrift wordt doorgezonden aan de Afdeling bestuursrechtspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 19 juli 1999, bij de Raad van State ingekomen op 20 juli 1999, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 16 augustus 1999. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 8 oktober 1999 heeft Koel-Combi Beheer B.V. een memorie van antwoord ingediend en bij brief van 23 maart 2000 heeft zij nog nadere stukken ingezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 april 2000, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr G.H. Olgers, advocaat te Utrecht, mr E.A.A. de Baedts en drs D. Theunissen, gemachtigden, en Koel-Combi Beheer B.V., vertegenwoordigd door mr S.A. van Snippenburg, advocaat te Malden, en mr M. Coenen, gemachtigde, zijn verschenen.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling, bestaande uit mr P. van Dijk, Voorzitter, en mr J.H. Grosheide en mr A. Kosto, Leden, in tegenwoordigheid van mr R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat, onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan, waarbij de aangevallen uitspraak is bevestigd.
Daartoe is overwogen als hierna onder 2 vermeld.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling stelt voorop dat zij, anders dan Koel-Combi Beheer B.V. heeft betoogd, geen grond ziet voor het oordeel dat alleen de STEK en niet tevens haar bestuur als appellant kan worden aangemerkt, reeds omdat het ervoor moet worden gehouden dat het bestuur desgevraagd bij de rechtbank op de voet van artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ook in de gelegenheid is gesteld als partij aan het geding deel te nemen.
2.2. De rechtbank heeft - samengevat weergegeven - bij de aangevallen uitspraak overwogen dat het bij haar bestreden besluit moet worden aangemerkt als een besluit op grond van de Wet milieugevaarlijke stoffen (Wms). Hoewel het niet direct op die wet is gebaseerd vindt het wel zijn oorsprong in een in het kader van die wet gegeven algemene maatregel van bestuur - het op artikel 24 van de Wms gebaseerde Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten 1995 - terwijl het bestreden besluit bovendien in de sfeer van de Wms ligt. Gelet op artikel 20.1, eerste en derde lid, van de Wet milieubeheer is niet zij, maar de Afdeling bestuursrechtspraak in eerste en enige aanleg bevoegd het geschil te beoordelen, aldus de rechtbank. Om die reden heeft zij zich onbevoegd verklaard en het beroepschrift doorgezonden.
2.3. Appellanten hebben in hoger beroep betoogd dat de rechtbank slechts tot doorzending had kunnen overgaan nadat zij eerst gemotiveerd zou hebben overwogen dat de STEK een bestuursorgaan in de zin van het eerste lid van artikel 1:1 van de Awb is en dat het gaat om een besluit in de zin van het eerste lid van artikel 1:3 van de Awb. Volgens appellanten is de STEK noch haar bestuur noch de Commissie van Beroep een bestuursorgaan en kan er derhalve geen sprake zijn van een besluit waartegen bij de bestuursrechter kan worden opgekomen. Het gaat volgens appellanten om een privaatrechtelijke aangelegenheid. De doorzending achten zij dan ook onjuist,.
2.4. De Afdeling deelt het oordeel van de rechtbank dat het geschil dat partijen aan de rechtbank hebben voorgelegd zijn grondslag vindt in de Wms en dat de Afdeling in eerste en enige aanleg de bevoegde rechter is om over een dergelijk geschil te oordelen. Gelet daarop was het niet aan de rechtbank om te oordelen over de vraag of het beroep wel betrekking had op een besluit van een bestuursorgaan. Dat oordeel dient te worden gegeven door de rechter die bevoegd zou zijn indien deze vraag bevestigend zou worden beantwoord, omdat het tot haar rechtssfeer behoort. De rechtbank is terecht tot doorzending van het beroepschrift overgegaan.
2.5. Gelet hierop is het hoger beroep ongegrond en wordt de aangevallen uitspraak bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep zijn geen termen.
w.g. Van Dijk w.g. Dallinga
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2000.
18.
Verzonden: 25 APR. 2000
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,