ECLI:NL:RVS:2000:AA5584

Raad van State

Datum uitspraak
3 april 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
199900162/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing standplaatsvergunning voor verkoop van poeliersproducten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vennootschap onder firma A en Zn tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Utrecht. De vennootschap had een aanvraag ingediend voor een standplaatsvergunning om poeliersproducten te verkopen op een terrein in Z. Deze aanvraag werd door burgemeester en wethouders van Amersfoort afgewezen op basis van hun standplaatsenplan, dat uitsluit dat op niet aan de gemeente toebehorend terrein een standplaats kan worden ingenomen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vennootschap ongegrond, waarop de vennootschap hoger beroep instelde.

De Raad van State oordeelt dat de rechtbank heeft miskend dat de burgemeester en wethouders voor de motivering van de afwijzing niet konden volstaan met een verwijzing naar het standplaatsenplan. De in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) opgesomde weigeringsgronden bieden geen grondslag voor het hanteren van het uitgangspunt dat geen vergunning wordt verleend voor het innemen van een standplaats op openbare terreinen die de gemeente niet toebehoren. De Raad van State oordeelt dat burgemeester en wethouders desgewenst door het verbinden van voorschriften aan de vergunning voor dergelijke terreinen oplossingen kunnen vinden voor mogelijke beheersmatige problemen.

De Raad van State verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de vennootschap alsnog gegrond. Burgemeester en wethouders worden opgedragen om met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit te nemen. Tevens worden burgemeester en wethouders veroordeeld in de proceskosten van de vennootschap, die door de gemeente Amersfoort moeten worden vergoed. De uitspraak is gedaan op 3 april 2000.

Uitspraak

Raad van State
199900162/1.
Datum uitspraak: 3 april 2000
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vennootschap onder firma A en Zn, zetelend te B, waarvan de vennoten zijn A, C en D, allen wonend te B, appellante,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Utrecht van 12 mei 1999 in het geding tussen:
appellante
en
burgemeester en wethouders van Amersfoort.
1 Procesverloop
Bij besluit van 24 februari 1997 hebben burgemeester en wethouders van Amersfoort (hierna: burgemeester en wethouders) een aanvraag van appellante om een standplaatsvergunning afgewezen.
Bij besluit van 3 februari 1998 hebben zij het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 12 mei 1999, verzonden op die dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Utrecht (hierna: de rechtbank) het door appellante tegen dit besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 mei 1999, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 22 september 1999 hebben burgemeester en wethouders van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 januari 1999, waar appellante, vertegenwoordigd door mr L. Bolïer, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr C.H. Bangma, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 5.2.3, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: de APV) is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats: a. met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats in te nemen of te hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, dan wel diensten aan te bieden; b. anderszins, of in afwijking van door burgemeester en wethouders vastgestelde richtlijnen, goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan het publiek.
Ingevolge het tweede lid is het de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan, dat daarop zonder vergunning van burgemeester en wethouders standplaats wordt of is ingenomen of goederen worden of zijn uitgestald als bedoeld in het eerste lid.
Ingevolge het zesde lid kan een vergunning bedoeld in het eerste lid worden geweigerd:
a. in het belang van de openbare orde;
b. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
c. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
d. in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid;
e. wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
f. vanwege strijd met het bestemmingsplan.
2.2. De afwijzing betreft een vergunning, als bedoeld in voormelde bepaling, te verlenen voor de verkoop van poeliersproducten op vrijdag met een verkoopwagen op een terrein aan het […] te Z. Aan deze weigering hebben burgemeester en wethouders ten grondslag gelegd dat hun beleid, neergelegd in het zogeheten standplaatsenplan, uitsluit dat op een niet aan de gemeente in eigendom toebehorend terrein, als het onderhavige, standplaats wordt ingenomen.
2.3. Appellante klaagt met recht dat de rechtbank heeft miskend dat burgemeester en wethouders voor de motivering van de afwijzing niet konden volstaan met een verwijzing naar het standplaatsenplan, waarin als uitgangspunt is genomen dat geen vergunning wordt verleend voor het innemen van een standplaats op openbare terreinen die de gemeente niet toebehoren. De in artikel 5.2.3, zesde lid, opgesomde weigeringsgronden bieden geen grondslag voor het hanteren van dat uitgangspunt. Dat voor het innemen van een standplaats op privé-terrein de instemming van de desbetreffende rechthebbende is vereist, betreft de openbare orde, noch één van de andere weigeringsgronden. Ook vormen mogelijke beheersmatige problemen geen reden om niet in eigendom aan de gemeente toebehorende terreinen van de mogelijkheid tot het verlenen van vergunning stelselmatig uit te sluiten. Niet valt in te zien dat burgemeester en wethouders desgewenst niet door het verbinden van voorschriften aan de vergunning voor zulke problemen oplossingen kunnen vinden.
2.4. Het hoger beroep is gegrond en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van appellante alsnog gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar vernietigen. Burgemeester en wethouders dienen met in achtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen opnieuw op het bezwaar te beslissen.
2.5. Burgemeester en wethouders dienen op na te melden wijze in de proceskosten in beroep en hoger beroep te worden verwezen.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Utrecht van 12 mei 1999, 98/353 GEMWT;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van burgemeester en wethouders van Amersfoort van 3 februari 1998, DAZ/EDIFJ/JZ/D97003768;
V. draagt burgemeester en wethouders van Amersfoort op met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen;
VI. veroordeelt burgemeester en wethouders van Amersfoort in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van f 2.840,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Amersfoort te worden betaald aan appellante;
VII. qelast dat de gemeente Amersfoort aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van f 225,-- onderscheidenlijk f 340,--vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Haan
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op -3 april 2000
27.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,