ECLI:NL:RVS:2000:AA5355

Raad van State

Datum uitspraak
6 maart 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
199900326-1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.A.E. van der Does
  • A. Kosto
  • B. van Wagtendonk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit verkeersstructuurplan gemeente Schijndel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten, wonende te Schijndel, tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 7 april 1999. De zaak betreft een besluit van de raad der gemeente Schijndel, dat op 8 januari 1997 het bezwaar tegen het verkeersstructuurplan niet-ontvankelijk verklaarde. Dit besluit volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank die de eerdere beslissing op bezwaar had vernietigd. De rechtbank had in haar uitspraak van 7 april 1999 het beroep tegen het besluit van de raad ongegrond verklaard. Appellanten hebben hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij hun gronden aanvulden in brieven van 28 mei en 30 juni 1999.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 3 januari 2000 ter zitting behandeld. Appellanten werden bijgestaan door hun advocaat, mr. J.A.M. van den Brand, terwijl de raad werd vertegenwoordigd door G. Waals, ambtenaar der gemeente. De zaak draait om de vraag of de nota 'Standpunt inzake de toekomstige verkeersstructuur van de gemeente Schijndel' kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank had overwogen dat de nota een indicatief karakter heeft en geen rechtsgevolgen creëert. Appellanten betwistten dit en stelden dat de nota wel degelijk invloed heeft op toekomstige verkeersmaatregelen.

De Raad van State oordeelde dat de nota geen zelfstandig karakter heeft en dat de beslissing van de raad tot goedkeuring van de nota niet gericht is op rechtsgevolg. De bezwaren van appellanten zijn terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep.

Uitspraak

Raad van State
199900326-1.
Datum uitspraak: 3 maart 2000
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[naam] en anderen, te Schijndel, appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 7 april 1999 in het geding tussen:
appellanten
en
de raad der gemeente Schijndel.
1 . Procesverloop
In zijn vergadering van 11 januari 1996 heeft de raad der gemeente Schijndel (hierna: de raad) het verkeersstructuurplan van de gemeente Schijndel vastgesteld en voorts ingestemd met de door burgemeester en wethouders van Schijndel opgestelde nota "Standpunt inzake de toekomstige verkeersstructuur van de gemeente Schijndel".
Bij besluit van 8 januari 1997 heeft de raad - nadat de arrondissementsrechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) bij uitspraak van 6 december 1996 de eerdere beslissing op het bezwaar van 5 juli 1996 had vernietigd -het hiertegen gemaakte bezwaar nietontvankelijk verklaard. Dit besluit en het advies van burgemeester en wethouders van Schijndel van 25 november 1997 (lees: 1996), waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 7 april 1999, verzonden op 20 april 1999, voor zover hier van belang, heeft de rechtbank het tegen dit besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 28 mei 1999, bij de Raad van State ingekomen op 31 mei 1999, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 30 juni 1999. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 6 oktober 1999 heeft de raad een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 januari 2000, waar appellanten, bijgestaan door mr J.A.M. van den Brand, en de raad, vertegenwoordigd door G. Waals, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op verzoek van de raad heeft het bureau Goudappel Coffeng BV een verkeersstructuurplan opgesteld, waarin de knelpunten zijn geïnventariseerd en oplossingen worden aangedragen voor een betere verkeersstructuur in de gemeente Schijndel. Burgemeester en wethouders van Schijndel hebben vervolgens de nota opgesteld, waarin hun standpunt is weergeven ten aanzien van het door het bureau opgestelde verkeersstructuurplan. Zij hebben daarbij een keuze gemaakt voor de in het plan genoemde voorkeursvariant. In zijn vergadering van 11 januari 1996 heeft de raad het verkeersstructuurplan vastgesteld en ingestemd met de door burgemeester en wethouders opgestelde nota.
2.2. De rechtbank heeft, voor zover hier van belang, in navolging van de raad overwogen dat de nota "Standpunt inzake de toekomstige verkeersstructuur van de gemeente Schijndel" (hierna: de nota) niet als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan
worden aangemerkt, nu de daarin vervatte beleidskeuze in hoge mate een indicatief karakter heeft.
2.3. Appellanten hebben dit oordeel betwist en aangevoerd dat de na vaststelling van de nota te nemen verkeers- en andersoortige maatregelen geen zelfstandig karakter meer dragen, nu in de nota een keuze wordt gemaakt uit de in het verkeersstructuurplan beschreven oplossingsrichtingen, met als gevolg dat andere oplossingsrichtingen bij de verdere uitwerking niet meer aan de orde komen.
2.4. De in de nota genoemde voorkeursvariant omvat weliswaar diverse maatregelen, zoals het autovrij maken van de Markt, en het eventueel verkeersvrij maken van de Hoofdstraat ter hoogte van de Markt, maar niet kan worden geoordeeld dat hiermee enig rechtsgevolg in het leven wordt geroepen. Immers van rechtsgevolgen zal eerst sprake zijn indien ter uitvoering van de zogeheten voorkeursvariant concrete verkeersbesluiten worden genomen, waartegen appellanten alsdan bezwaar kunnen maken, c.q. beroep kunnen instellen. De beslissing van de raad tot goedkeuring van deze nota is derhalve niet op rechtsgevolg gericht. De raad heeft de bezwaren van appellanten terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank is tot dezelfde slotsom gekomen.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep zijn geen termen.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr J.A.E. van der Does, Voorzitter, en mr A. Kosto en mr B. van Wagtendonk, Leden, in tegenwoordigheid van mr A.U. Kallan, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Does w.g. Kallan
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2000
198-15.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze