ECLI:NL:RVS:2000:AA5232
Raad van State
- Hoger beroep
- W.M.G. Eekhof-de Vries
- P.J.J. van Buuren
- C.A. Terwee-van Hilten
- P.H. Lauryssen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch inzake het uitwerkingsplan van het streekplan Noord-Brabant
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de burgemeester en wethouders van Etten-Leur tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch. De rechtbank had op 4 maart 1999 geoordeeld dat het bezwaar van de appellanten tegen een besluit van de gedeputeerde staten van Noord-Brabant, dat op 28 maart 1995 was genomen, ongegrond was. Dit besluit betrof de vaststelling van een uitwerkingsplan van het streekplan Noord-Brabant, dat op 17 juli 1992 was vastgesteld. De appellanten stelden dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het besluit van de gedeputeerde staten geen besluit was in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen bezwaar en beroep kon worden ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 13 januari 2000 behandeld. De Afdeling oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het besluit van de gedeputeerde staten niet als een besluit in de zin van de Awb kan worden aangemerkt. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De Afdeling concludeert dat de wetgever niet heeft gewild dat provinciale staten aan gedeputeerde staten het nemen van besluiten als bedoeld in artikel 4a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) in samenhang met artikel 1:3 van de Awb zouden kunnen delegeren. Dit betekent dat een door gedeputeerde staten vastgesteld uitwerkingsplan geen besluiten kan bevatten als bedoeld in de Awb.
De uitspraak wordt gedaan in naam der Koningin, en de proceskosten worden niet toegewezen. De beslissing wordt openbaar uitgesproken op 10 maart 2000.