ECLI:NL:RVS:2000:AA4977
Raad van State
- Hoger beroep
- J.C.K.W. Bartel
- J. de Koning
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit Staatssecretaris van Volkshuisvesting inzake huursubsidie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen een besluit van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De Staatssecretaris had op 14 november 1997 de huursubsidie van de appellant ingetrokken en het teveel uitgekeerde bedrag teruggevorderd. Dit besluit was gebaseerd op de Wet individuele huursubsidie, die bepaalt dat de huursubsidie afhankelijk is van het hoofdverblijf van de huurder. De appellant had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de Staatssecretaris verklaarde deze bezwaren ongegrond op 6 mei 1998. De rechtbank te Breda bevestigde deze beslissing op 27 november 1998, waarna de appellant hoger beroep instelde.
De Raad van State heeft de zaak behandeld op 9 juli 1999, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.W. Weehuizen, en de Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. R.A. van der Oord. De kern van het geschil was of de appellant in de relevante tijdvakken zijn hoofdverblijf had in de woning waarvoor hij huursubsidie ontving. De Staatssecretaris hanteerde een toetsingskader dat vereiste dat de appellant het grootste deel van de week in de woning verbleef. De Raad van State oordeelde dat dit toetsingskader te beperkt was, maar bevestigde desondanks de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had voldoende feiten en omstandigheden in aanmerking genomen om te concluderen dat de appellant niet als huurder kon worden aangemerkt volgens de wet.
De Raad van State besloot dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werden geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep. De uitspraak werd openbaar gedaan op 20 januari 2000, en de beslissing werd vastgesteld door dr. J.C.K.W. Bartel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Koning, ambtenaar van Staat.