ECLI:NL:RVS:2000:AA4834
Raad van State
- Hoger beroep
- J.A.E. van der Does
- R.W.L. Loeb
- B. van Wagtendonk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ouderbijdrage in de jeugdhulpverlening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellant tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Groningen. De rechtbank had op 15 maart 1999 het bezwaar van A tegen een eerder besluit van 17 december 1996 gegrond verklaard en het besluit van 4 september 1995 vernietigd. Dit besluit had A verplicht om een maandelijkse bijdrage van f 210,-- te betalen voor de plaatsing van een jeugdige in een residentiële voorziening. De rechtbank oordeelde dat de wetgever onvoldoende rekening had gehouden met de financiële situatie van ouders die geen aanspraak kunnen maken op kinderbijslag, en dat dit in strijd was met het fundamentele rechtsbeginsel van het beschikken over financiële middelen ter hoogte van het sociale minimum.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep van de appellant gegrond verklaard. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat het sociale minimum een algemeen rechtsbeginsel is en dat de wet in dit geval niet onverkort kon worden toegepast. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van A ongegrond. De Afdeling benadrukte dat de hoogte van de ouderbijdrage is vastgesteld op basis van de leeftijd van de jeugdige en de aard van de verzorging, en dat de draagkracht van de onderhoudsplichtige geen maatstaf vormt voor de vaststelling van de bijdrage.
De uitspraak van de Raad van State is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 20 januari 2000. De proceskostenveroordeling in hoger beroep is niet aan de orde gesteld, omdat daarvoor geen termen aanwezig zijn.