ECLI:NL:RVS:2000:AA4602

Raad van State

Datum uitspraak
11 januari 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
199900635/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W.M.G. Eekhof-de Vries
  • C. de Gooijer
  • C.A. Terwee-van Hilten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging tenaamstelling van een onherroepelijk dwangsombesluit en de juridische status daarvan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van A Systeembeton B.V. tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch. De rechtbank had eerder een besluit van burgemeester en wethouders van Geldrop vernietigd, waarin A Systeembouw B.V. werd aangesproken om de exploitatie van een betonfabriek te beëindigen. De appellante stelde dat de wijziging van de tenaamstelling van de aanschrijving, die in feite gericht was aan A Systeembeton B.V., een publiekrechtelijke rechtshandeling was. De Raad van State oordeelde echter dat de wijziging van de tenaamstelling geen materiële betekenis had en enkel als een informatieve mededeling moest worden opgevat. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen sprake was van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De zaak werd behandeld op 23 december 1999, waarbij de vertegenwoordigers van beide partijen aanwezig waren. De Raad concludeerde dat de belangen van de heer B, die zowel eigenaar van de grond als directeur van A Systeembeton B.V. was, zodanig verweven waren met die van de vennootschap dat de aanschrijving terecht aan de vennootschap was gericht. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

Raad van State
199900635/1.
Datum uitspraak: 11 JAN. 2000
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "A Systeembeton B.V." te B, appellante,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 4 mei 1999 in het geding tussen:
appellante
en
burgemeester en wethouders van Geldrop.
1 Procesverloop
Bij besluit van 30 mei 1997 hebben burgemeester en wethouders van Geldrop (hierna: burgemeester en wethouders) A Systeembouw B.V. onder oplegging van een dwangsom van f 1.000,-- per dag met een maximum van f 50.000,-- aangeschreven om de exploitatie van de betonfabriek op het perceel [...]weg 92 te B voor 1 augustus 1997 te beëindigen.
Bij brief van 12 februari 1998 hebben burgemeester en wethouders medegedeeld dat het besluit van 30 mei 1997 moet worden gelezen als te zijn gericht aan A Systeembeton B.V. in plaats van A Systeembouw B.V.
Bij besluit van 4 mei 1998 hebben burgemeester en wethouders het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, behoudens voorzover het de begunstigingstermijn betreft, en vervolgens bepaald dat de aan appellante gegunde termijn voor beëindiging van de exploitatie van de betonfabriek is gelegd op zes weken na verzending van dit besluit. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 4 mei 1999, verzonden op 18 mei 1999, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het tegen dit besluit ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en het bezwaar van 2 maart 1998 alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 1 juni 1999, bij de Raad van State ingekomen op 17 juni 1999, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 4 november 1999 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 december 1999, waar appellante, vertegenwoordigd door mr M.C.J. Houben, advocaat te Eindhoven, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door R.M. van der Krieken en drs H.T.J. Keijsers, beiden ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het hoger beroep richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de brief van 12 februari 1998 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2.2. Het besluit van 30 mei 1997 is gericht aan A Systeembouw B.V. ter attentie van de heer B en is op 5 juni 1997 verzonden, zodat het per laatstgenoemde datum rechtsgevolg heeft. Bij brief van 12 februari 1998 hebben burgemeester en wethouders medegedeeld dat het besluit van 30 mei 1997 moet worden gelezen als zijnde gericht aan A Systeembeton B.V. in plaats van A Systeembouw B.V.. Voor de overige tenaamstelling en adressering blijft het besluit van 30 mei 1997 ongewijzigd. De brief van 12 februari 1998 is gericht aan A Systeembeton B.V. ter attentie van de heer B. De heer B is directeurlenig aandeelhouder van A Systeembeton B.V. Een onderneming met de naam A Systeembouw B.V. bestaat niet.
2.3. Appellante heeft betoogd dat de wijziging van de tenaamstelling van de aanschrijving als een publiekrechtelijke rechtshandeling moet worden aangemerkt. Ter ondersteuning van dit betoog heeft appellante opgemerkt dat de wijziging in de tenaamstelling van de aanschrijving is ingegeven om mogelijke problemen bij de executie van verbeurde dwangsommen te voorkomen.
Dit betoog faalt. Ter zitting is komen vast te staan dat de aanduiding A Systeembouw B.V. louter op een verschrijving berust. Dat B eigenaar van de gronden is waarop A Systeembeton B.V. haar betonfabriek exploiteert en dat hij tevens directeurlenig aandeelhouder van deze vennootschap is, maakt dat zijn belangen en die van A Systeembeton B.V. in zodanige mate met elkaar zijn verweven en parallel lopen, dat buiten twijfel staat dat de aanschrijving van 30 mei 1997 aan zijn onderneming is gericht. B heeft kunnen en moeten onderkennen dat de aanschrijving is gericht aan zijn vennootschap A Systeembeton B.V.
De wijziging van de tenaamstelling van de aanschrijving heeft onder die omstandigheden geen materiële betekenis, maar dient, zoals de rechtbank heeft gedaan, te worden opgevat als een informatieve mededeling. De brief van 12 februari 1998 geeft immers slechts de situatie weer zoals die door het intreden van het rechtsgevolg van het besluit van 30 mei 1997 is ontstaan en is gelet hierop zelf niet gericht op rechtsgevolg. Van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb is dan ook geen sprake.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep zijn geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
- bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr W.M.G. Eekhof-de Vries, Voorzitter, en mr C. de Gooijer en mr C.A. Terwee-van Hilten, Leden, in tegenwoordigheid van mr H.W. Groeneweg, ambtenaar van Staat.
w.g. Eekhof-de Vries w.g. Groeneweg
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op J4N- 2990
32-304/259.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State, voor deze,