ECLI:NL:RBZWO:2004:AS6831

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
8 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
222768 CV 04-179
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van kinderalimentatie en kinderbijslag in echtscheidingszaak

In deze kantonzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle op 8 juni 2004, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. W.J.P. Suringar, een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. H.W. Bongers, met betrekking tot de terugbetaling van kinderalimentatie en de afdracht van ontvangen kinderbijslag. Eiser en gedaagde zijn voormalige echtgenoten en hebben samen drie minderjarige kinderen. Eiser vordert een bedrag van € 902,59, vermeerderd met wettelijke rente, en stelt dat hij recht heeft op de kinderbijslag die gedaagde over de periode van oktober 2002 tot januari 2003 heeft ontvangen, omdat hij de kinderen in die periode heeft verzorgd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de kinderbijslag een uitkering is die alleen op aanvraag wordt verstrekt door de Sociale Verzekeringsbank. Eiser kan niet zomaar de kinderbijslag van gedaagde vorderen, omdat dit in strijd is met de wetgeving omtrent kinderbijslag. De rechter heeft geoordeeld dat eiser zelf de kinderbijslag moet aanvragen als hij meent daar recht op te hebben. De vordering tot afdracht van kinderbijslag is dan ook afgewezen.

Wat betreft de vordering tot terugbetaling van de kinderalimentatie, heeft de kantonrechter geoordeeld dat zolang de eerdere beschikking van de rechtbank niet is gewijzigd, eiser niet kan stellen dat hij onverschuldigd heeft betaald. Eiser krijgt de gelegenheid om zijn gedingstukken te verbeteren en aan te vullen binnen zes weken. De beslissing over de proceskosten is aangehouden. De zaak wordt verwezen naar de unit familie van de civiele sector voor verdere behandeling.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E
sector kanton – locatie Zwolle
Zaaknr.: 222768 CV 04-179
datum : 8 juni 2004
Vonnis in de zaak van:
[EISER],
wonende te [woonplaats],
eisende partij, verder te noemen: “[eiser]”,
gemachtigde mr. W.J.P. Suringar, advocaat te Assen,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, verder te noemen: “[gedaagde]”,
gemachtigde mr. H.W. Bongers, advocaat te Ommen,
toegevoegd d.d. 15 februari 2004.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding d.d. 18 december 2003, ten verzoeke van [eiser] uitgebracht,
- het antwoord van [gedaagde],
- de repliek van [eiser] en
- de dupliek van [gedaagde].
Het geschil
De vordering van [eiser] strekt er toe dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van
€ 902,59, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2003 alsmede met de door [gedaagde] ontvangen kinderbijslag over de maanden oktober 2002 tot en met januari 2003, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
Daartegen heeft [gedaagde] verweer gevoerd met conclusie dat [eiser] in zijn vordering niet ontvankelijk wordt verklaard althans dat die vordering wordt afgewezen, met zijn veroordeling in de kosten van de procedure.
Vaststaande feiten
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) gemotiveerd weersproken, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast:
a. [eiser] en [gedaagde] zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit hun huwelijk zijn drie, thans nog minderjarige kinderen geboren.
b. Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 10 april 2002, verbeterd d.d. 26 juni 2003, is aan [eiser] opgelegd een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen van in totaal € 297,00 per maand. Met ingang van 1 januari 2003 is dit bedrag geïndexeerd tot een bedrag van € 308,58 per maand.
c. De minderjarige kinderen van partijen hebben in de periode van 1 oktober 2002 tot 31 januari 2003 gewoond althans hoofdzakelijk hun verblijf gehad bij [eiser].
d. [eiser] heeft in april / mei 2003 aan [gedaagde] bericht van mening te zijn dat [gedaagde] over de periode waarin de kinderen bij hem zijn verbleven geen recht heeft op alimentatie doch slechts op een vergoeding voor vaste kosten, waarna hij, onder het maken van een berekening stelt een bedrag van € 369,39 te veel te hebben betaald, welk bedrag hij vervolgens op de bijdrage over de maanden juni en juli 2003 in mindering heeft gebracht.
e. Het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Gouda heeft vervolgens op verzoek van [gedaagde] het door [eiser] onbetaald gelaten bedrag geïncasseerd.
De beoordeling
1.
[eiser] vordert thans de terugbetaling van de door hem over de periode van 1 oktober 2002 tot 31 januari 2003 aan [gedaagde] betaalde kinderalimentatie alsmede de afdracht aan hem van de door [gedaagde] over die periode ontvangen kinderbijslag.
2.1
Voornoemde vordering tot afdracht van kinderbijslag steunt op de gedachte dat, nu hij gedurende die periode de kinderen heeft verzorgd en onderhouden, niet [gedaagde] doch [eiser] daarop recht heeft. Die gedachte kan thans evenwel niet standhouden.
2.2
De kinderbijslag betreft immers een uitkering krachtens de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) die alleen op aanvraag wordt uitbetaald en slechts nadat de Sociale Verzekeringsbank heeft beoordeeld of de aanvrager daarop recht heeft. Indien de Sociale Verzekeringsbank (alsnog) van mening zou zijn dat de kinderbijslag ten onrechte is uitbetaald, kan zij op de voet van het bepaalde in artikel 24 AKW, in de daar bedoelde gevallen, besluiten tot terugvordering dan wel tot het in mindering brengen daarvan op later uit te betalen kinderbijslag. Met dat systeem is onverenigbaar dat derden, zoals [eiser], uitbetaalde kinderbijslag zouden kunnen invorderen van degene aan wie deze is toegekend, op grond dat dit ten onrechte zou zijn geschied.
2.3
Wanneer [eiser] van mening is dat hij en niet [gedaagde] recht had op kinderbijslag voor hun minderjarige kinderen over voormelde periode, dan dient hij deze zelf aan te vragen. Wordt hem dat geweigerd, dan kan hij gebruik maken van de mogelijkheid van bezwaar en beroep daartegen. Het is dan ook (in eerste instantie) aan de Sociale Verzekeringsbank om te bezien of een en ander wellicht consequenties heeft voor de over voormelde periode reeds aan [gedaagde] uitbetaalde kinderbijslag.
2.4
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan dan ook niet tot de conclusie worden gekomen dat [gedaagde] gehouden is de aan haar over de periode van oktober 2002 tot en met januari 2003 uitbetaalde kinderbijslag aan [eiser] af te dragen. In zoverre is de door [eiser] ingestelde vordering niet toewijsbaar en zal deze worden afgewezen.
3.
Wat betreft de vordering tot terugbetaling van de over voormelde periode betaalde bijdragen in de kosten van levensonderhoud van de kinderen van partijen geldt als uitgangspunt dat zolang de beschikking van 10 april 2002, verbeterd d.d. 23 juni 2003, niet is gewijzigd, niet tot de conclusie kan worden gekomen dat [eiser] onverschuldigd aan [gedaagde] heeft betaald.
Voor zover [eiser] met deze vordering beoogt zijn bijdrage over voormelde periode op nihil gesteld althans gewijzigd te krijgen, geldt dat daarvoor de grondslag is het bepaalde in artikel 1:401 BW. Dienaangaande geldt evenwel dat iedere procedure gebaseerd op enige bepaling van Boek 1 BW sinds 1 april 1995 dwingendrechtelijk bij verzoekschrift dient te worden ingeleid. Verwezen wordt naar het arrest van de Hoge Raad van 2 mei 2003 (NJ 2003, 467). Dit betekent, mede gelet op het bepaalde in de artikelen 69 en 74 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat deze procedure dient te worden voortgezet volgens de regels voor een verzoekschriftprocedure.
Tevens geldt dat deze zaak op grond van het bepaalde in artikel 71 Rv dient te worden voortgezet bij de unit familie van de sector civiel van deze rechtbank.
4.
[eiser] zal dan ook de gelegenheid worden geboden om binnen 6 weken na heden zijn gedingstukken te verbeteren en of aan te vullen en tevens alle relevante en vereiste schriftelijke bescheiden als producties ter onderbouwing van zijn verzoek over te leggen conform de regels van de verzoekschriftprocedure.
5.
Na deze wijziging/aanvulling wordt [gedaagde] in de gelegenheid gesteld haar geding-stukken te verbeteren en of aan te vullen als verweerschrift in de verzoekschriftprocedure en alle relevante bescheiden over te leggen.
6.
De beslissing omtrent de proceskosten wordt aangehouden.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering van [eiser], voor zover betrekking hebbend op kinderbijslag, af;
en voor het voor overige:
- beveelt dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure;
- verwijst de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, ter verdere behandeling naar de unit familie van de civiele sector van deze rechtbank, gevestigd aan de Luttenbergstraat 5 te (8012 EE) Zwolle, postadres postbus 10067, 8000 GB Zwolle;
- bepaalt dat deze zaak wordt verwezen naar de inlichtingenrol van de familiegriffie van dinsdag 20 juli 2004;
- bepaalt dat de griffier een afschrift van dit vonnis zendt aan voormelde unit familie van de sector civiel, t.a.v. mw. [X];
- wijst partijen erop dat zij slechts door tussenkomst van een procureur verdere proceshandelingen kunnen verrichten;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 8 juni 2004 in tegenwoordigheid de griffier.