ECLI:NL:RBZWO:2004:AP5418

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
23 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
236712 HA 04-394
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens schokkende inhoud rampenmap

In deze zaak heeft de kantonrechter te Zwolle op 23 juni 2004 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een besloten vennootschap, hierna te noemen [verzoekster], en haar werknemer, hierna te noemen [verweerder]. Het verzoek tot ontbinding is ingediend naar aanleiding van een incident waarbij [verweerder] een zogenaamde rampenmap met schokkende foto's in de kantine van het crematorium heeft laten liggen. Deze foto's, die onder andere verminkte lijken toonden, waren voorzien van cynische teksten en hebben geleid tot emotionele reacties van collega's. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] de map in de kantine heeft aangetroffen en deze daar heeft laten liggen, wat als laakbaar werd beschouwd. Echter, het verwijt dat [verweerder] de map zelf in de kantine heeft neergelegd, werd niet aannemelijk geacht.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat, hoewel [verweerder] tekort is geschoten in zijn verantwoordelijkheden, het niet gerechtvaardigd was om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op basis van een dringende reden. De kantonrechter heeft wel geoordeeld dat de voortzetting van het dienstverband niet langer mogelijk was, gezien de ernst van de situatie en het verlies van vertrouwen van [verzoekster] in [verweerder].

Daarom is de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 juli 2004, waarbij [verweerder] recht heeft op een vergoeding van € 5.000,-- bruto. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van ethisch gedrag en respect in de omgang met overledenen binnen de uitvaartsector.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E
sector kanton – locatie Lelystad
zaaknr.: 236712 HA VERZ 04-394
datum : 23 juni 2004
BESCHIKKING
OP EEN VERZOEK TOT ONTBINDING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST
in de zaak van:
de besloten vennootschap
[VERZOEKSTER].,
gevestigd te Meppel,
verzoekende partij, verder te noemen [verzoekster],
gemachtigde: mr. D. Kuijken, advocaat te Groningen,
tegen
[VERWEERDER],
wonende te Lelystad,
verwerende partij, verder te noemen [verweerder],
gemachtigde: mr. G. Paulich, advocaat te Lelystad.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties.
De mondelinge behandeling is gehouden op 15 juni 2004, gelijktijdig met de behandeling van een door [verweerder] aanhangig gemaakte procedure ter verkrijging van een voorlopige voorziening.
Verschenen zijn:
- namens [verzoekster]: mr.W.H.J. Semeijn, directiesecretaris, bijgestaan door mr. Kuijken, voornoemd;
- [verweerder], bijgestaan door mr. Paulich, voornoemd.
Het geschil
Feiten
1
[verweerder], thans [..] jaar oud, is op [datum] bij (een rechtsvoorganger van) [verzoekster] in dienst getreden als algemeen assistent uitvaartzorg. Thans vervult [verweerder] de functie van algemeen assistent in het crematorium dat door [verzoekster] wordt geëxploiteerd. Het loon van [verweerder] bedraagt laatstelijk € 2.085,00 bruto per maand.
2
In 2001 heeft [verweerder] bij hem thuis een zogenaamde rampenmap samengesteld met foto’s die hij van het internet heeft gehaald. Deze map bestaat uit een twintigtal foto’s van verminkte lijken (waaronder een lichaam zonder hoofd, waarbij het hoofd op de buik ligt en een lichaam van iemand die van dichtbij met een geweer in het gelaat is geschoten) waarbij in de engelse taal morbide teksten zijn geplaatst. Deze map heeft hij in 2001 aan enkele collega’s laten zien. In april 2004 is de rampenmap door [verweerder] in de kantine van het crematorium van [verzoekster] aangetroffen. Deze map is in de kantine blijven liggen. Ongeveer twee weken daarna is [verweerder] door zijn leidinggevende, de heer [Y], aangesproken op deze rampenmap.
3
In een gesprek op 27 april 2004 tussen de heer [X], regiomanager, de heer [Y] en [verweerder] is aan [verweerder] medegedeeld dat hij op staande voet wordt ontslagen. Als reden is daarvoor aangevoerd dat in de kantine van het crematorium een rampenmap is aangetroffen die erg shockerende foto’s bevat van overledenen waarbij de foto’s zijn voorzien van cynische opmerkingen. Zowel [X] als J. [Y] van [verzoekster] waren bij het zien van deze foto’s emotioneel geraakt. Bij navraag is door [verweerder] te kennen gegeven deze map te hebben samengesteld. De aard van de foto’s, de daarbij geplaatste opmerkingen en de plaats waar deze map is gevonden, is voor [verzoekster] aanleiding om het dienstverband met [verweerder] te beëindigen.
4
Bij brief van 28 april 2004 heeft [verweerder] tegen dit ontslag bezwaar gemaakt en aangegeven zich beschikbaar te houden voor het verrichten van zijn werkzaamheden. Op 29 april 2004 heeft de gemachtigde van [verweerder] eveneens aan [verzoekster] laten weten dat een dringende reden voor het ontslag op staande voet ontbreekt en dat [verweerder] op eerste afroep bereid is om zijn werkzaamheden te hervatten. Voorts heeft [verweerder] een kort geding aangekondigd indien [verzoekster] het ontslag op staande voet niet intrekt.
5
Gelijktijdig met de behandeling van het onderhavige ontbindingsverzoek heeft de mondelinge behandeling in kort geding plaatsgevonden waarbij [verweerder] doorbetaling van loon en wedertewerkstelling heeft gevorderd. Bij vonnis van heden heeft de kantonrechter te Lelystad de loonvordering van [verweerder] toegewezen en de wedertewerkstelling afgewezen.
Het verzoek
6
Het verzoek van [verzoekster] strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeids-overeenkomst op de kortst mogelijke termijn, voor zover deze arbeidsovereenkomst nog zou bestaan, primair op grond van een dringende reden en subsidiair wegens een verandering in de omstandigheden, zonder toekenning van een vergoeding aan [verweerder]. [verzoekster] voert daartoe aan dat [verweerder] de rampenmap in april 2004 in de kantine van het crematorium heeft neergelegd kennelijk met geen ander doel dan als morbide en zeer misplaatste grap en kennelijk met het doel om daarmee te shockeren. Als hij deze map daar niet heeft neergelegd heeft [verweerder] zich desalniettemin aan een dringende reden schuldig gemaakt omdat hij, wetende wat de inhoud van de map is en wetende dat voor derden aan de buitenkant van de map niet kenbaar is wat de schokkende inhoud daarvan is, op geen enkele wijze heeft ingegrepen toen hij deze map in de kantine aantrof. Een vruchtbare voortzetting van het dienstverband kan naar de mening van [verzoekster] niet plaatsvinden omdat voor een werknemer die zo lichtzinnig met een en ander omgaat geen plaats is als werknemer in een crematorium waarbij juist geldt dat deze op de meest respectvolle en waardige manier met de dood dient om te gaan.
Het verweer
7
[verweerder] heeft zich primair verzet tegen de gevraagde ontbinding en subsidiair heeft hij indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzocht om een vergoeding van € 30.399,30 bruto ten laste van [verzoekster]. [verweerder] heeft gesteld dat geen sprake is van een dringende reden die een ontbinding rechtvaardigt en dat een minder verstrekkende sanctie meer op zijn plaats zou zijn geweest. [verweerder] voert aan dat hij de rampenmap jaren eerder dan in 2004 aan collega’s, waaronder nieuwkomers, heeft getoond om te laten zien waarmee zij tijdens het werk geconfronteerd zouden kunnen worden. Noch zijn collega’s noch zijn direct leidinggevenden hebben hem laten weten dat hij daarmee te ver ging. Vervolgens is de map in zijn bureaula beland. Nadat hij naar een andere werkplek is verhuisd, heeft hij zijn bureau niet leeggehaald omdat daarin geen persoonlijke spullen lagen. Hij is de rampenmap vergeten tot het moment dat deze in april 2004 opdook in de kantine. Hij was wel verbaasd de map daar aan te treffen maar heeft daar verder niet bij stil gestaan en de map niet weggehaald. Hij heeft de map niet zelf in de kantine neergelegd. [verweerder] is van mening dat de dagelijkse omgang met overledenen op het werk gecombineerd met het weer toonbaar maken van verminkte lijken, het objectieve beoordelingsvermogen van hem heeft beïnvloed waardoor het niet onbegrijpelijk is dat hij door onachtzaamheid het risico uit het oog heeft verloren dat derden bij een onvoorbereide confrontatie met de map geshockeerd kunnen raken. Voorts ontbreekt binnen [verzoekster] een duidelijke, heldere (schriftelijk) interne gedragscode op grond waarvan [verweerder] zich had moeten onthouden van de vertoning van de map c.q. het direct verwijderen daarvan uit de kantine. Hij is er ook nimmer eerder op aangesproken. De map is bovendien binnen de organisatie gebleven zodat geen sprake is van een aantasting van de naam en faam van [verzoekster]. [verweerder] stelt tenslotte zes jaar lang naar volle tevredenheid van [verzoekster] zijn werkzaamheden te hebben verricht en meent dat de gevolgen van het ontslag, mede in verband met zijn privé problemen, ernstig zijn.
De beoordeling
8
Niet gebleken is dat het verzoek van [verzoekster] verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
9
Allereerst zal beoordeeld worden of sprake is van een dringende reden op grond waarvan een ontslag op staande voet is gerechtvaardigd. Het door [verzoekster] aan [verweerder] gemaakte verwijt dat hij de rampenmap in de kantine heeft neergelegd heeft [verzoekster] enkel onderbouwd met een verklaring van de heer [Y] waarin deze aangeeft dat [verweerder] tegen hem heeft gezegd de rampenmap in de kantine te hebben neergelegd. Nu [verweerder] heeft betwist de map in de kantine te hebben neergelegd en ten overstaan van de heer [Y] een dergelijke uitlating te hebben gedaan en [verzoekster] geen andere verklaringen of stukken in het geding heeft gebracht waaruit volgt dat [verweerder] de map in de kantine heeft neergelegd, moet naar het oordeel van de kantonrechter worden geconcludeerd dat dit door [verzoekster] aan [verweerder] gemaakte verwijt niet aannemelijk is geworden.
10
Wel staat vast dat [verweerder] in april 2004 de rampenmap in de kantine heeft zien liggen en deze daar vervolgens ook heeft laten liggen. Dit acht de kantonrechter laakbaar. [verweerder] weet als samensteller van deze rampenmap dat daarin uitermate schokkende foto’s zijn opgenomen. Door [verweerder] is voorts niet bestreden dat in de kantine niet alleen personeelsleden komen die dagelijks omgaan met overledenen maar dat van deze kantine ook gebruik gemaakt wordt door werknemers van [verzoekster] die bijvoorbeeld uitsluitend administratieve werkzaamheden verrichten en door, niet bij [verzoekster] in dienst zijnde, derden zoals dragers en chauffeurs van volgauto’s. Op het moment dat [verweerder] de rampenmap in de kantine van het crematorium zag liggen had hij dan ook het besef moeten hebben dat door hiervoor aangehaalde personen van deze map (onvoorbereid) kennis kon worden genomen en dat daarvan een uitermate shockerend effect zou kunnen uitgaan. Het verweer van [verweerder] dat door de dagelijks omgang met overledenen zijn objectieve beoordelingsvermogen is beïnvloed, hij spreekt over een schoolvoorbeeld van beroepsdeformatie, en hij daarom uit het oog heeft verloren dat anderen bij een confrontatie met de rampenmap ernstig geshockeerd kunnen raken, baat [verweerder] niet. Naar het oordeel van de kantonrechter miskent [verweerder] hiermede dat juist van een personeelslid werkzaam in een uitvaartcentrum/crematorium mag worden verlangd dat deze op een uiterst respectvolle en waardige wijze omgaat met overleden personen en zich bij voortduring realiseert dat een confrontatie met een overleden persoon zeker op een dergelijk gruwelijke wijze zoals op de foto’s is te zien, een enorme impact kan hebben. [verweerder] moet dan ook worden aangerekend dat hij dit besef onvoldoende heeft gehad op het moment dat hij de rampenmap in de kantine zag liggen en dat hij deze map niet heeft verwijderd danwel zijn direct leidinggevende daarvan in kennis heeft gesteld.
11
Het verweer van [verweerder] dat binnen [verzoekster] een duidelijk heldere interne gedragscode terzake van het tonen en verwijderen van een rampenmap ontbreekt, baat hem evenmin. Daargelaten dat [verzoekster] er niet op bedacht hoeft te zijn dat een dergelijke rampenmap door een van haar medewerkers wordt samengesteld en vervolgens binnen haar organisatie op deze wijze circuleert, [verzoekster] heeft daarenboven tijdens de mondelinge behandeling genoegzaam toegelicht dat aan de personeelsleden een boekje is verstrekt waarin zij er op worden gewezen dat met inachtneming van ethische normen en waarden dient te worden gewerkt. In het licht daarvan had [verweerder] dan ook kunnen bedenken dat [verzoekster] zwaar zou tillen aan de aanwezigheid van een rampenmap met shockerende foto’s in de kantine van haar crematorium. [verweerder] heeft voorts nog als verweer aangevoerd indertijd nimmer te zijn aangesproken door [verzoekster] op het tonen van de foto’s in de rampenmap aan zijn collega’s en leidinggevende. Nu [verzoekster] hiertegen heeft ingebracht dat zij en de toenmalige leidinggevende van [verweerder] niet op de hoogte waren van het feit dat [verweerder] een rampenmap had samengesteld, dient aan deze stelling van [verweerder] te worden voorbijgegaan. Overigens heeft [verweerder] niet betwist dat bij het tonen van de foto’s aan collega’s, de heer Van Putten, op dat moment nog een gelijkwaardige collega van [verweerder] maar nadien zijn leidinggevende, hem heeft laten weten dat [verweerder] dat achterwege moest laten. Ook hieruit had [verweerder] kunnen afleiden dat het circuleren van dergelijke foto’s binnen [verzoekster] niet gepast was.
12
Nu [verweerder] zich niet althans onvoldoende heeft gerealiseerd welke gevoelens van afschuw het zien van deze foto’s kan oproepen, kan de kantonrechter billijken dat [verzoekster] het dienstverband met [verweerder] niet langer wenst te continueren te meer nu hij ook de samensteller van de rampenmap is geweest en als gevolg van het door [verweerder] achteloos achterlaten daarvan in zijn bureaulade, deze map in de kantine van het crematorium terecht is gekomen. Onder de gegeven omstandigheden gaat het evenwel te ver om [verweerder] die tijdens zijn dienstverband verder naar behoren heeft gefunctioneerd, direct te bestraffen door het hanteren van het zwaarste middel dat in het arbeidsrecht voorkomt, te weten een ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden. Een ontbinding van de arbeidsovereenkomst op die grond acht de kantonrechter dan ook niet gerechtvaardigd.
13
De vordering tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens het niet langer mogelijk zijn van een vruchtbare voortzetting van het dienstverband zal daarentegen wel worden toegewezen. Indien de gedragingen van [verweerder] worden afgezet tegen de respectvolle en waardige manier waarop met de dood binnen [verzoekster] dient te worden omgegaan, moet worden vastgesteld dat [verweerder] daarin tekort is geschoten. Hoewel [verzoekster] hem niet kan verbieden in zijn privétijd een rampenmap samen te stellen zoals hij heeft samengesteld, kan de kantonrechter zich voorstellen dat [verzoekster] na bekend te zijn geworden met deze door [verweerder] samengestelde rampenmap elk vertrouwen in hem heeft verloren. Net zoals [verzoekster] zal ook de kantonrechter zich onthouden van een oordeel omtrent de door [verweerder] gestelde persoonlijke belangstelling voor dergelijke foto’s maar aan zijn verweer dat hij deze map mede ook heeft samengesteld om nieuwe collega’s op te leiden kan geen geloof worden gehecht. Niet alleen heeft [verzoekster] bestreden dat [verweerder] belast is met het opleiden van nieuwe collega’s maar voorts valt niet in te zien dat nieuwe collega’s door het tonen van een twintigtal gruwelijke foto’s waarbij bovendien uitermate ongepaste engelse teksten staan, het vak moeten leren. [verzoekster] heeft overigens ook gemotiveerd bestreden dat op dergelijke wijze opleiding van nieuw personeel plaatsvindt. [verweerder] heeft door dit alles laten zien dat het ethisch besef van normen, waarden en respect voor overledenen bij hem niet op het door [verzoekster] verlangde niveau ligt en dat hij daardoor duidelijk minder geschikt is voor zijn functie dan door [verzoekster] aanvankelijk is aangenomen. In zoverre valt [verweerder] dan ook een verwijt te maken dat een verdere zinvolle voortzetting van het dienstverband niet langer mogelijk is.
14
Anders dan [verzoekster] heeft gesteld is er naar het oordeel van de kantonrechter wel grond voor het toekennen van een vergoeding aan [verweerder]. Gelet op de duur van zijn dienstverband, zijn leeftijd en het tijdens het dienstverband naar behoren functioneren van [verweerder], acht de kantonrechter het niet billijk aan de ontbinding geen enkele vergoeding te verbinden. Rekeninghoudend met hetgeen hiervoor is overwogen, zal derhalve een vergoeding naar billijkheid worden toegekend van € 5.000,-- bruto, te betalen door [verzoekster] aan [verweerder] bij een ontbinding met ingang van 1 juli 2004, voor zover de arbeidsovereenkomst nog bestaat.
15
De kantonrechter ziet aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De kantonrechter:
- stelt partijen in kennis van haar voornemen de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst, voor zover deze nog bestaat, te ontbinden met ingang van 1 juli 2004 onder toekenning aan [verweerder] ten laste van [verzoekster] van een vergoeding van € 5.000,-- bruto;
- stelt [verzoekster] in de gelegenheid het verzoek in te trekken uiterlijk op 30 juni 2004 door middel van een schriftelijke verklaring ter griffie van de sector kanton, onder onverwijlde mededeling daarvan aan de wederpartij;
Voor het geval [verzoekster] het verzoek niet intrekt:
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst, voor zover deze nog bestaat, en bepaalt dat deze eindigt op 1 juli 2004 onder toekenning aan [verweerder] ten laste van [verzoekster] van een vergoeding van € 5.000,-- bruto en veroordeelt [verzoekster] tot betaling van dit bedrag aan [verweerder] tegen bewijs van kwijting;
- compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
voor het geval [verzoekster] het verzoek intrekt;
- veroordeelt [verzoekster] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [verweerder] vastgesteld op € 360,-- voor salaris gemachtigde.
Aldus gegeven door mr. J.M. van Wegen, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 23 juni 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.