ECLI:NL:RBZWO:2004:AO3967

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
5 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
222149 ha 03-1136
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst afgewezen wegens onvoldoende ziekteperiode en reïntegratiemogelijkheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle op 5 februari 2004 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Steenmetz Daktechniek B.V. en de heer [X]. Steenmetz verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van een verstoorde arbeidsrelatie en de arbeidsongeschiktheid van [X], die sinds 7 mei 2003 niet in staat was om te werken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [X] vanaf 7 mei 2003 arbeidsongeschikt is en dat het uitzicht op herstel en werkhervatting ongewis is. Echter, de rechter oordeelde dat de wetgever bescherming biedt aan werknemers die ziek zijn, vooral binnen de eerste twee jaar van hun ziekte. De kantonrechter benadrukte dat er zwaarwegende redenen moeten zijn om een arbeidsovereenkomst te ontbinden in deze periode.

De rechter concludeerde dat Steenmetz niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat reïntegratie binnen de termijn van twee jaar niet mogelijk is. Bovendien heeft Steenmetz niet aangetoond dat zij aan haar verplichtingen heeft voldaan om [X] te ondersteunen in zijn reïntegratie. De kantonrechter wees het verzoek van Steenmetz af en oordeelde dat het belang van [X] om zijn werk en recht op loondoorbetaling te behouden zwaarder weegt dan de belangen van Steenmetz. Steenmetz werd veroordeeld in de proceskosten van [X].

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E
sector kanton - locatie Zwolle
zaaknr.: 222149 HA VERZ 03-1136
datum : 5 februari 2004
BESCHIKKING
OP EEN VERZOEK TOT ONTBINDING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEENMETZ DAKTECHNIEK B.V.,
gevestigd te Zwolle,
verzoekende partij, verder te noemen: "Steenmetz",
gemachtigde mw. mr. T.M. Huiskamp, advocaat te Breda,
tegen
de heer [X],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij, verder te noemen: "[X]",
gemachtigde mr. L.E. Nijk, advocaat te Zwolle.
De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift van 24 december 2003
- het verweerschrift van 25 januari 2004.
De mondelinge behandeling is gehouden op 29 januari 2004.
Verschenen zijn:
- namens Steenmetz: L. Zwart, adjunct-directeur, en mw. M.A. Prooi, p&o-functionaris, vergezeld van mr. Huiskamp,
- [X], vergezeld van mr. Nijk.
Vaststaande feiten
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre onbestreden bescheiden, het volgende vast:
a. [X], geboren op [geboortedatum], is op 1 juli 2002 bij Steenmetz in dienst getreden als dakdekker. Het laatst door hem verdiende salaris bedraagt € 1.691,00 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag.
b. [X] is in de periode van 3 juli 2000 tot 3 juli 2001 als leerling-dakdekker bij Steenmetz in dienst geweest, waarna hij in de periode van 3 juli 2001 tot 1 juli 2002 als leerling-
dakdekker in dienst is geweest van de stichting "Tectum Stichting voor Dakvakmanschap", waarbij [X] het praktijkdeel van zijn opleiding bij Steenmetz heeft gevolgd.
c. [X] is, daags na een woordenwisseling met de uitvoerder van Steenmetz, wegens psychische klachten uitgevallen op 7 mei 2003. Deze klachten zijn niet veroorzaakt door de woordenwisseling noch worden die klachten daardoor in stand gehouden.
d. In het kader van een reïntegratieonderzoek door een arbeidsdeskundige is op 3 november 2003 onder meer gerapporteerd: "Uit het gesprek met de bedrijfsarts komt naar voren dat er op dit moment sprake is van GDBM (geen duurzaam benutbare mogelijkheden) oftewel volledige arbeidsongeschiktheid" en "werknemer wordt momenteel volledig arbeidsonge-schikt geacht ten gevolge van psychische klachten. Na herstel zijn er geen fysieke belemmeringen om het eigen werk te hervatten." In het rapport is voorts vermeld dat zowel Steenmetz als de bedrijfarts een terugkeer binnen het bedrijf niet wenselijk achten ten gevolge van een verstoorde arbeidsrelatie, dat ook [X] niet meer bij Steenmetz wil werken en dat een herstel van de relatie tussen Steenmetz en [X] zijns inziens niet meer mogelijk is, zodat naar het oordeel van de arbeidsdeskundige een werkhervatting in het eigen werk, na herstel, of in ander passend werk bij Steenmetz niet mogelijk wordt geacht.
e. De bedrijfsarts heeft [X] op 18 december 2003 opnieuw gezien en hem onveranderd arbeidsongeschikt bevonden en aanvullend gerapporteerd: "Het gaat beter. De verwachting is dat ½ januari gestart kan worden met reïntegratie. Mocht u hulp nodig hebben bij het opstarten van reïntegratie 2e spoor (herplaatsen van dhr. [X] bij een andere werkgever) ontvangt u separaat een voorstel voor de inzet van een arbeidsdeskundige."
f. [X] ondergaat (in ieder geval) vanaf oktober 2003 via het RIAGG therapie.
g. Er is nog geen volgend contact tussen de bedrijfsarts en [X] geagendeerd.
Verzoek
Steenmetz verzoekt de arbeidsovereenkomst met [X] te ontbinden wegens gewichtige reden, bestaande in veranderingen in de omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereen-komst tussen partijen dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Daartoe voert Steenmetz aan dat, nadat [X] per 7 mei 2003 is uitgevallen, duidelijk is geworden dat werkhervatting althans reïntegratie van [X] binnen haar bedrijf niet (meer) tot de mogelijkheden behoort.
Verweer
[X] heeft het verzoek bestreden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het opzegverbod tijdens de eerste twee jaar van ziekte ook op het verzoek van Steenmetz van toepassing is. Anders dan Steenmetz veronderstelt, is geen sprake van situationele arbeidsongeschiktheid doch van reële (volledige) ongeschiktheid. De vraag of een verstoorde arbeidsverhouding in de weg staat aan werkher-vatting of reïntegratie komt pas aan de orde indien [X] voldoende is hersteld. Hoewel herstel niet spoedig is te verwachten, is reïntegratie binnen de periode van twee jaren arbeidsongeschiktheid geenszins uitgesloten. Voorts heeft [X] gewezen op de loondoor-betalingsverplichting van Steenmetz tot het einde van het eerste ziektejaar. Indien desondanks tot een ontbinding moet worden gekomen, is het billijk om aan [X] een vergoeding toe te kennen. Uitgaande van de kantonrechtersformule dient die vergoeding te worden bepaald op
€ 7.305,00, uitgaande van A=4, B= € 1.826,28 en C=1.
De beoordeling van het geschil
1.
Onomstreden is dat [X] vanaf 7 mei 2003 arbeidsongeschikt is en dat het uitzicht op herstel en werkhervatting, al dan niet in de vorm van reïntegratie, mede door de thans aangenomen verstoorde arbeidsrelatie, ongewis is. Het is dit uitzicht, gevoegd bij een veronderstelde onwil van [X] om nog langer voor Steenmetz werkzaamheden te verrichten, dat Steenmetz aan haar ontbindingsverzoek ten grondslag legt.
2.
Gezien de bescherming die de wetgever bij ziekte aan een werknemer heeft willen toekennen, past bij een verzoek als dit grote terughoudendheid, zeker indien het verzoek wordt ingediend op een tijdstip dat de arbeidsongeschiktheid door ziekte nog geen twee jaar heeft geduurd. Er zullen zwaarwegende redenen moeten zijn om dan een arbeidsovereenkomst te ontbinden.
3.
Anders dan Steenmetz meent, is niet voldoende aannemelijk geworden dat een hervatting van werkzaamheden, eventueel in de vorm van reïntegratie, niet binnen een termijn van de eerste twee jaren van ziekte ofwel voor 7 mei 2005 kan worden verwacht.
Het oordeel van de bedrijfsarts van oktober en december 2003 dat [X] volledig arbeidsonge-schikt is, kan immers in alle redelijkheid geen zeggingskracht inhouden over de toestand per mei 2005. Vast staat dat de bedrijfsarts voornemens is om [X]s arbeidsongeschiktheid opnieuw te toetsen. Gelet op een en ander kan niet met voldoende zekerheid worden gezegd dat om medische redenen hervatting voor 7 mei 2005 niet aan de orde zal zijn. De daarover bestaande twijfel dient, nu de arbeidsongeschiktheid nog geen twee jaar heeft geduurd, in het voordeel van [X] te worden uitgelegd.
Steenmetz heeft voorts weliswaar aangevoerd dat sprake is van een onherstelbare verstoring van de arbeidsrelatie, doch daarin kan zij naar het oordeel van de kantonrechter vooralsnog niet worden gevolgd. Het moge zo zijn dat [X] op dit moment weinig vertrouwen heeft in Steenmetz en in een werkhervatting, al dan niet via reïntegratie, doch dit kan hem tegen de achtergrond van zijn psychische klachten bezwaarlijk worden tegengeworpen, te minder nu kennelijk een concrete reïntegratie (nog) niet aan de orde is. Voorts valt niet in te zien wat Steenmetz in de weg staat om bij een (naderend) herstel van [X] te trachten de relatie tussen hen te verbeteren door het voeren van gesprekken en/of het houden van mediation.
Voorts ontslaat de door Steenmetz als onherstelbaar verstoord ervaren arbeidsrelatie haar niet van haar verplichting om, in geval niet meer de eigen arbeid kan worden verricht en in haar bedrijf evenmin andere passende arbeid voorhanden is, te bevorderen dat [X] dan wordt ingeschakeld in voor hem passende arbeid in het bedrijf van een andere werkgever, zoals bepaald in het eerste lid van artikel 7:658a BW, zoals dat artikellid luidt sinds 1 januari 2004 en, gelet op de datum van uitval, in dit geval toepasselijk is. Steenmetz heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij in dit opzicht aan haar rechtsplicht heeft voldaan nu zij heeft volstaan met de enkele mededeling dat er geen herstel van de samenwerking mogelijk is en zij de onmogelijkheid van werkhervat-ting of reïntegratie in het bedrijf van een andere werkgever, niet nader heeft onderbouwd. Tenslotte kan niet worden uitgesloten dat het rapport van 3 november 2003 zijn actualiteit zal hebben verloren bij een (naderend) herstel van [X] van zijn psychische klachten, in het bijzonder omtrent [X]s perceptie van Steenmetz, zodat dit rapport naar het oordeel van de kantonrechter een onvoldoende zekere prognose omtrent de toekomst inhoudt.
4.
Mede gelet op het belang van [X] om niet tijdens de eerste twee jaar van zijn arbeidsonge-schiktheid zijn werk en zijn recht op loondoorbetaling te verliezen, is het belang van Steenmetz onvoldoende zwaarwichtig om reeds nu tot toewijzing van het verzoek te kunnen leiden. Het verzoek van Steenmetz zal dan ook worden afgewezen.
5.
Steenmetz zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst het verzoek van Steenmetz af;
- veroordeelt Steenmetz in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [X] vastgesteld op € 360,00 voor salaris gemachtigde.
Aldus gegeven door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 5 februari 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.