ECLI:NL:RBZWO:2004:AO2603
Rechtbank Zwolle
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herroeping van verstekvonnis in huurgeschil met betrekking tot mutatieschade
In deze zaak heeft de kantonrechter te Zwolle op 28 januari 2004 uitspraak gedaan in een vordering tot herroeping van een eerder verstekvonnis. De eiser, [eiser], had een woning gehuurd van de rechtsvoorgangster van de gedaagde partij, de stichting Woningbouwstichting Lelystad, h.o.d.n. Centrada. De huurovereenkomst eindigde in augustus 1995, maar de gedaagde vorderde mutatieschade van de eiser, die volgens de gedaagde dateerde van 23 oktober 1995. De eiser betwistte de vordering en stelde dat deze was verjaard, omdat de gedaagde in haar dagvaarding onterecht had gesteld dat de vordering pas op 20 december 2000 opeisbaar was. De kantonrechter oordeelde dat de eiser niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn vordering tot herroeping, omdat deze niet binnen de wettelijke termijn van drie maanden was ingesteld. De termijn begon te lopen op het moment dat het verstekvonnis op 8 juli 2002 aan de eiser was betekend. De eiser had de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen het verstekvonnis, maar had dit nagelaten. De kantonrechter concludeerde dat de eiser op de hoogte was van de aard van de vordering en dat hij niet kon terugkomen op zijn omissie door middel van herroeping. De eiser werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die door de gedaagde partij waren gemaakt.