ECLI:NL:RBZWO:2003:AO1859

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
23 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
89436 FA RK 03-2541
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informele rechtsingang inzake wijziging omgangsregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Zwolle op 23 oktober 2003 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de omgangsregeling van een minderjarige. De minderjarige, die 10 jaar oud is, heeft via de informele rechtsingang verzocht om de bestaande omgangsregeling met zijn vader te wijzigen, zodat hij tijdens de omgang niet bij de vader overnacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige last heeft van een loyaliteitsconflict, waardoor hij niet in staat is om een redelijke waardering van zijn belangen te maken. Dit leidde tot de conclusie dat de rechtbank niet bevoegd was om ambtshalve een beslissing te nemen op het verzoek van de minderjarige. De rechtbank heeft de minderjarige dan ook niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.

De procedure begon met een brief van Henrike Kuipers van de Kinder- en Jongerenrechtswinkel, waarin zij namens de minderjarige vroeg om wijziging van de omgangsregeling. De zaak werd behandeld met gesloten deuren op 23 september 2003, waarbij de man, de vrouw, het Bureau Jeugdzorg Flevoland (BJF) en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. Tijdens de zitting heeft de minderjarige zijn standpunt over de omgangsregeling kenbaar gemaakt.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de rol van de vrouw en de invloed die zij heeft op de minderjarige. Er waren twijfels of het verzoek daadwerkelijk van de minderjarige kwam of dat het voortkwam uit de wensen van de vrouw. De rechtbank concludeerde dat de minderjarige, ondanks zijn goede band met de vader, niet in staat was om zelfstandig zijn belangen te waarderen, wat leidde tot de beslissing om het verzoek af te wijzen. De rechtbank heeft de minderjarige niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wijziging van de omgangsregeling en het meer of anders verzochte afgewezen. De mogelijkheid tot hoger beroep werd ook vermeld, met de vereisten en termijnen voor het instellen daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE
Sector civiel recht
Enkelvoudige familiekamer.
Zaaknummer:89436 FA RK 03-2541
Datum :23 oktober 2002
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[minderjarige],
wonende te [postcode] [woonplaats 1],
[adres 1],
hierna als de minderjarige aangeduid,
en
[man],
wonende te [postcode] [woonplaats 2],
[adres 2],
hierna als de man aangeduid,
[vrouw],
wonende te [postcode] [woonplaats 1],
[adres 1],
hierna als de vrouw aangeduid,
Dhr. R. Schiemer,
namens Bureau Jeugdzorg Flevoland,
hierna als het BJF aangeduid.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De rechtbank heeft kennisgenomen van een brief met bijlage d.d. 5 juli 2003 van Henrike Kuipers van de Kinder- en Jongerenrechtswinkel te Amsterdam. In deze brief verzoekt zij namens de minderjarige via de informele rechtsingang de bestaande omgangsregeling te wijzigen.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren op 23 september 2003. Ter zitting zijn de man, de vrouw, het BJF en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming te Flevoland (mevr. de Groot), hierna te noemen de Raad, verschenen.
De minderjarige heeft zijn standpunt over de omgangsregeling, door middel van een gesprek met de rechter, aan de rechtbank kenbaar gemaakt.
VASTSTAANDE FEITEN
Blijkens de brief d.d. 5 juli 2003 van Henrike Kuipers is de minderjarige 10 jaar oud.
BEOORDELING VAN DE ZAAK
De minderjarige heeft via de informele rechtsingang verzocht de tussen de man en de minderjarige bestaande omgangsregeling te wijzigen, in die zin dat de minderjarige tijdens de omgang niet bij de man overnacht.
De rechtbank dient allereerst een oordeel te geven over de ontvankelijkheid van dit verzoek. Hiertoe moet de vraag worden beantwoord of de tienjarige minderjarige in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen in de zin van artikel 1:377 g jo 1:377 e van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De Raad heeft ter terechtzitting aangegeven dat het onduidelijk is welke rol de vrouw heeft gespeeld ten aanzien van dit verzoek van de minderjarige. De vrouw heeft telkenmale problemen met de nieuwe echtgenote van de man en heeft vaak geprobeerd de omgangsregeling te wijzigen, danwel stop te zetten, omdat de vrouw niet kan loslaten wat er tijdens het verblijf van de minderjarige bij de man gebeurt. De minderjarige houdt van de man, maar omdat de minderjarige afhankelijk is van de vrouw probeert hij goede vriendjes te blijven met de vrouw. Het ontstane loyaliteitsconflict zou kunnen verminderen wanneer de vrouw hetgeen bij de man gebeurt tijdens de omgang loslaat en de minderjarige de ruimte biedt het leuk te mogen hebben bij de man en de man een nieuwe partner mag hebben.
Ook het BJF twijfelt er aan of het verzoek daadwerkelijk bij de minderjarige vandaan komt. Het BJF gaat er van uit dat het verzoek eigenlijk bij de vrouw vandaan komt.
De rechtbank overweegt als volgt:
Tijdens het gesprek met de rechter bleek dat de minderjarige het erg lastig heeft met de situatie. De minderjarige is nog steeds boos op de man omdat de man is vertrokken, met achterlating van de vrouw en de minderjarige, voor de nieuwe echtgenote van de man. De minderjarige heeft het daarnaast moeilijk met de manier waarop de vrouw tegenover de nieuwe echtgenote van de man staat. Gebleken is verder dat de minderjarige een goede band heeft met de man en dat er ten aanzien van de omgang wel dingen verbeterd zouden kunnen worden, maar dat er geen sprake is van contra-indicaties waardoor de minderjarige niet bij de man zou kunnen overnachten. De vrouw heeft ter zitting aangegeven dat zij de minderjarige heeft aangemoedigd het onderhavige verzoek te doen.
De rechtbank is van oordeel dat de minderjarige last heeft van een loyaliteitsconflict waardoor hij niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank niet bevoegd ambtshalve een beslissing te nemen op het verzoek van de minderjarige tot wijziging van de omgangsregeling. De rechtbank zal de minderjarige derhalve niet ontvankelijk verklaren in diens verzoek.
Nu de minderjarige niet-ontvankelijk is in zijn verzoek komt de rechtbank niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van dit verzoek.
BESLISSING
De rechtbank verklaart de vermelde minderjarige niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wijziging van de omgangsregeling.
De rechtbank wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. F.G. van Arem, (kinder)rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Jansen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van23 oktober 2002.
HOGER BEROEP
Mocht u, verzoeker of belanghebbende, zich niet met de beslissing van de rechtbank kunnen verenigen, dan kunt u daartegen hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem. Hoger beroep dient binnen een bepaalde termijn te worden ingesteld, tenzij een ander dat al heeft gedaan. Die termijn is voor verzoeker en voor de verschenen belanghebbende, aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden, drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak. De termijn is voor andere belanghebbenden drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden. Voor het instellen van hoger beroep is tussenkomst van een procureur/advocaat verplicht.