ECLI:NL:RBZWO:2003:AN9625
Rechtbank Zwolle
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot herziening van salarisinschaling in het onderwijs
In deze zaak, uitgesproken door de kantonrechter op 3 december 2003, staat de vordering van eiser centraal, die zich richt tegen de inschaling van haar salaris door gedaagde, een onderwijsinstelling. Eiser, vertegenwoordigd door mr. K.D. Regter, heeft betoogd dat haar salaris bij indiensttreding niet correct is vastgesteld. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. P. de Haan, heeft de inschaling gebaseerd op het salaris dat eiser verdiende als invalkracht bij basisschool Maharishi, in overeenstemming met de CAO-BVE 1996-1998. Eiser stelt echter dat haar inschaling had moeten plaatsvinden op basis van haar salaris bij het Allochtonen Steunpunt Flevoland (ASF), zoals beschreven in artikel I-25 van de CAO.
De kantonrechter heeft in zijn overwegingen het tussenvonnis van 3 september 2003 in acht genomen en de feiten rondom de werkervaring van eiser onderzocht. Het bleek dat eiser voor haar indiensttreding bij gedaagde zowel bij Randstad Uitzendbureau als bij ASF had gewerkt, en dat zij ook ervaring had als stewardess. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de CAO geen duidelijke richtlijnen biedt voor inschaling wanneer een werknemer zowel onderwijs- als niet-onderwijsfuncties heeft vervuld. De rechter concludeert dat gedaagde in redelijkheid heeft kunnen besluiten om eiser in te schalen op basis van haar salaris als invalkracht, aangezien de CAO de beoordelingsvrijheid van gedaagde toelaat, mits de grenzen van de CAO in acht worden genomen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van eiser afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, omdat zij als de overwegend in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor duidelijkheid in de inschaling van salarissen binnen het onderwijs, vooral voor werknemers met een diverse werkervaring.