ECLI:NL:RBZWO:2003:AN9621

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
3 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
195507 CV 03-1832
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig salaris op basis van CAO BVE

In deze zaak vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. K.D. Regter, dat gedaagde, vertegenwoordigd door mr. P. de Haan, werd veroordeeld tot betaling van achterstallig salaris op basis van de CAO BVE. Eiser stelde dat zij bij indiensttreding op 22 juni 1998 te laag was ingeschaald en dat zij recht had op een hoger salaris, gebaseerd op haar eerdere werkervaring en het salaris dat zij bij een andere werkgever ontving. Gedaagde betwistte dit en stelde dat eiser correct was ingeschaald op basis van haar eerdere werkzaamheden en dat zij geen bezwaar had gemaakt tegen de inschaling.

De kantonrechter oordeelde dat er meer duidelijkheid nodig was over de inschaling van eiser en dat een comparitie van partijen noodzakelijk was. De rechter verzocht gedaagde om relevante documenten, zoals de CAO BVE en salarisschalen, tijdig aan de rechtbank en eiser te overleggen. De comparitie zou ook dienen om te onderzoeken of partijen tot een schikking konden komen. De verdere beslissing werd aangehouden, en partijen werden uitgenodigd om in persoon te verschijnen op een nader te bepalen datum.

Dit vonnis werd uitgesproken op 3 september 2003 door de kantonrechter J.M. van Wegen in aanwezigheid van de griffier. De zaak betreft een arbeidsconflict binnen de context van het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, waarbij de juiste inschaling van het salaris van eiser centraal staat.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E
sector kanton - locatie Lelystad
Zaaknr.: 195507 CV 03-1832
datum : 3 september 2003
Vonnis in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: mr. K.D. Regter, advocaat te Lelystad,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te Lelystad,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. P. de Haan, advocaat te Almere.
Partijen worden verder [eiser] en [gedaagde] genoemd.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding d.d. 20 februari 2003;
- het antwoord van [gedaagde];
- de conclusie van repliek;
- het antwoord in dupliek.
Het geschil en de beoordeling daarvan
1
[eiser] heeft bij inleidende dagvaarding gevorderd om [gedaagde] te veroordelen aan haar het achterstallig salaris te betalen op basis van schaal 10 nummer 10.16 van de CAO BVE met ingang van juni 1998, telkens te vermeerderen met de conform CAO bepaalde verhogingen wegens ervaringsjaren en overeengekomen toeslagen en salarisverhogingen (zijnde een bedrag van € 22.543,79 bruto over de periode juni 1998 tot en met december 2002), voorts om het hiervoor vastgestelde salaris vanaf januari 2003 inclusief bij CAO overeengekomen verhogingen wegens ervaringsjaren en andere overeengekomen toeslagen aan haar te betalen, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente en € 733,04 aan buitengerechtelijke incassokosten.
2
Vast staat dat [eiser] op 22 juni 1998 bij [gedaagde] in dienst is getreden als docente met als maximumschaal 10. Op de arbeidsovereenkomst is de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie van toepassing (CAO BVE).
3
Bij indiensttreding is [eiser] ingeschaald in salarisschaal 9 nummer 4 hetgeen overeenkomt met een salaris van fl. 3.909,-- bruto per maand. Per 1 augustus 1998 is dit salaris overgezet naar schaal 10 nummer 2 dat wil zeggen fl. 4.119,-- bruto per maand en per 1 augustus 1999 is een periodieke verhoging toegekend naar schaal 10 nummer 3.
4
Voorafgaand aan haar indienstreding bij [gedaagde] heeft [eiser] bij Randstad uitzendbureau gewerkt. Voorts heeft zij eerder als invalkracht bij diverse basisscholen gewerkt en is zij werkzaam geweest bij het Allochtonen Steunpunt Flevoland (ASF).
5
[eiser] heeft gesteld dat zij in een verkeerde, dat wil zeggen te lage salarisschaal is benoemd bij indienstreding bij [gedaagde]. Voorafgaande aan haar indiensttreding heeft zij als docente gewerkt bij ASF waar zij een salaris ontving van fl. 4.943,-- bruto per maand. Gelet op deze buiten [gedaagde] opgedane relevante werkervaring en het aldaar genoten salaris had zij, ingevolge artikel I-25 van de CAO BVE, bij haar indiensttreding ingeschaald moeten worden in schaal 10 nummer 16. In de loop der jaren stelt zij dan ook een aanzienlijk bedrag aan salaris te zijn misgelopen nu zij van aanvang af te laag is ingeschaald. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] zich ten onrechte gebaseerd op het salaris dat zij verdiende bij Randstad uitzendbureau omdat zij zich slechts op verzoek van [gedaagde] bij het uitzendbureau heeft ingeschreven omdat [gedaagde] als voorwaarde heeft gesteld dat zij eerst via het uitzendbureau werkzaamheden zou verrichten.
6
[gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat [eiser] volgens de juiste regels is ingeschaald en geen recht heeft op een hoger salaris. Zij is ingeschaald volgens het carrierepatroon als invalkracht bij diverse basisscholen te Lelystad en mede op basis van haar laatst verrichte werkzaamheden bij Randstad uitzendbureau, is [eiser] bij indiensttreding bij [gedaagde] in schaal 9 nummer 4 geplaatst. Daarmee is zij accoord gegaan en zij heeft hiertegen aanvankelijk geen bezwaar gemaakt. [eiser] heeft er zelf voor gekozen om zich in te schrijven bij Randstad uitzendbureau en bovendien heeft zij haar laatste werkzaamheden voorafgaand aan haar indiensttreding bij [gedaagde] niet verricht bij ASF. Tenslotte stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat [eiser] ook geen gebruik heeft gemaakt van de geboden rechtsgang bij de commissie voor geschillen op grond van de CAO BVE.
7
Naar het oordeel van de kantonrechter is een nadere toelichting vereist omtrent de wijze waarop door [gedaagde] de inschaling van [eiser] bij haar indiensttreding heeft plaatsgevonden te meer nu partijen het op meerdere punten niet met elkaar eens zijn. Daartoe zal een comparitie van partijen worden bepaald. Deze comparitie zal tevens worden benut om na te gaan of partijen het op een of meerdere punten met elkaar eens kunnen worden. Aan [gedaagde] wordt uitdrukkelijk verzocht de op 22 juni 1998 van toepassing zijnde complete CAO BVE, de huidige van toepassing zijnde complete CAO BVE, de op 22 juni 1998 geldende salarisschalen en de thans geldende salarisschalen in het BVE onderwijs tenminste één week voor de vast te stellen comparitie aan de wederpartij en aan de rechtbank, sector kanton, toe te zenden.
8
Indien partijen ter comparitie andere dan hiervoor aangehaalde stukken, in het geding willen brengen of aan de hand van bescheiden hun standpunten willen toelichten, dan dienen zij de desbetreffende stukken tenminste één week voor de vast te stellen zittingsdag aan de wederpartij en aan de rechtbank, sector kanton, toe te zenden.
9
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De kantonrechter:
nodigt partijen uit om in persoon, vergezeld van hun (eventuele) gemachtigden, te verschijnen voor de kantonrechter en wel op nader, in overleg met partijen vast te stellen datum, tijdstip en plaats;
bepaalt dat partijen voor of uiterlijk op de zitting van 17 september om 11.00 uur schriftelijk aan de sector kanton van de rechtbank Zwolle, locatie Lelystad, kunnen opgegeven op welke dag(en) zij de komende twee maanden verhinderd zijn.
houdt ieder verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en uitgesproken in het openbaar op woensdag 3 september 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.