ECLI:NL:RBZWO:2003:AN8599

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
19 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/234
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd aan werkgever wegens te late ziekmelding van werknemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle op 19 november 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen A & B V.O.F. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). De eiseres, A & B V.O.F., kreeg een boete opgelegd van € 227,-- door het UWV omdat zij een van haar werknemers, mevrouw X, te laat had hersteld gemeld. Mevrouw X was per 4 januari 2002 ziek gemeld en hervatte haar werkzaamheden op 8 juli 2002, maar de hersteldmelding vond pas plaats op 22 juli 2002. Dit leidde tot de boete, die eiseres aanvechtte door een bezwaarschrift in te dienen op 16 oktober 2002. Het UWV verklaarde dit bezwaarschrift ongegrond, waarna eiseres op 25 februari 2003 beroep instelde tegen het bestreden besluit.

Tijdens de zitting op 30 oktober 2003 was eiseres niet aanwezig, maar het UWV werd vertegenwoordigd door mr. O.F.M. Vonk. De rechtbank oordeelde dat de boete onterecht was opgelegd, omdat het UWV niet had voldaan aan de wettelijke verplichtingen om nadere regels te stellen met betrekking tot de boete. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens werd het UWV veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiseres, die op € 322,00 werden begroot, en het griffierecht van € 218,00 diende ook vergoed te worden aan eiseres. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zich aan de wettelijke vereisten te houden bij het opleggen van sancties.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige Kamer
Reg.nr.: AWB 03/234
UITSPRAAK
in het geschil tussen:
A & B V.O.F., wonende te C, eiseres,
gemachtigde: mr. M.S.P. Orban,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemers-verzekeringen (UWV), gevestigd te Amsterdam (uitvoeringskantoor: UWV/GAK Hilversum), verweerder,
gemachtigde: mr. O.F.M. Vonk.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 15 januari 2003, met als kenmerk B&B 021.023.29.
2. Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 10 september 2002 heeft verweerder eiseres, vanwege het te laat hersteld melden van één van haar werknemers, een boete opgelegd van € 227,--. Tegen dit besluit is op 16 oktober 2002 een bezwaarschrift ingediend.
Bij het bestreden besluit is dit bezwaarschrift ongegrond verklaard.
Op 25 februari 2003 is tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 22 april 2003 een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is op 30 oktober 2003 ter zitting behandeld.
Eiseres en haar gemachtigde zijn daarbij niet verschenen.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. O.F.M. Vonk.
3. Motivering
Partijen zijn verdeeld over de vraag of verweerder de boete terecht heeft opgelegd.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van deze vraag uit van de volgende feiten en/of omstandigheden.
Mevrouw X, werkneemster van eiseres is per 4 januari 2002 ziek gemeld. Nadat zij per 8 juli 2002 haar werk weer heeft hervat is mevrouw X eerst bij brief van 22 juli 2002 per 8 juli 2002 hersteld gemeld. Bij brief van 24 augustus 2002 heeft verweerder laten weten voornemens te zijn een boete op te leggen van € 227,-- omdat eiseres mevrouw X niet tijdig hersteld heeft gemeld als bedoeld in artikel 38a van de Ziektewet (ZW). Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden als weergegeven in rubriek 2 van deze uitspraak.
De rechtbank overweegt als volgt.
Eiseres heeft niet voldaan aan de in artikel 38, derde lid, Ziektewet (ZW) neergelegde verplichting een verzekerde (mevrouw X) tijdig hersteld te melden. Op grond van artikel 38, vierde lid, ZW legt verweerder de werkgever hiervoor een boete op van ten hoogste € 454,--. Artikel 45a, zevende lid, is hierbij van overeenkomstige toepassing verklaard. Gelet op het bepaalde in artikel 45a, zevende lid, ZW, juncto artikel 45a, tweede lid, ZW moeten bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld worden met betrekking tot de afstemming van de hoogte van de boete op de ernst van de gedraging, de mate waarin de verzekerde de gedraging verweten kan worden en de omstandigheden waarin hij verkeert.
Ten tijde van de te late ziekmelding en de oplegging van de boete gold het Besluit Boete ZW/WAO werkgevers 2002 (UWV besluit van 22 mei 2002, Stcrt. 2002, 112, geldig van 20 juni 2002 tot 11 september 2002). In voornoemd besluit zijn (onder meer) nadere regels gesteld met betrekking tot artikel 45a, tweede lid, ZW. Hiermee heeft verweerder echter niet voldaan aan de sinds 1 februari 2001 in artikel 45a, zevende lid, ZW neergelegde opdracht nadere regels bij algemene maatregel van bestuur te stellen (KB van 14 oktober 2000, Stb. 2000, 462).
De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting erkend dat met ingang van 1 februari 2001 nadere regels gesteld hadden moeten worden door middel van een algemene maatregel van bestuur. Artikel 38, vierde lid, ZW verplicht verweerder echter tot het opleggen van een boete. In afwachting van een algemene maatregel van bestuur is derhalve beleid geformuleerd dat overigens materieel gezien op hetzelfde neerkomt als de later in werking getreden algemene maatregel van bestuur.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat, nu ten tijde van belang de uitwerking van het bepaalde in artikel 38, vierde lid, juncto 45a, zevende lid, ZW niet heeft plaatsgevonden op de wijze waartoe de wet opdracht heeft gegeven, de bepalingen uit het Besluit Boete ZW/WAO werkgevers 2002 buiten toepassing dienen te worden gelaten. Dat het geformuleerde beleid overeenkomt met de later in werking getreden algemene maatregel van bestuur maakt het voorgaande niet anders.
Het besluit dient derhalve vanwege het ontbreken van een deugdelijke grondslag te worden vernietigd.
De stelling van eiser dat verweerder nog steeds geen uitvoering heeft gegeven aan de in artikel 45a, zevende lid, ZW neergelegde opdracht nu verweerder verzuimd heeft in artikel 6 van het Besluit boete ZW/WAO werkgevers 2002 te verwijzen naar artikel 2 van het Besluit boete ZW/WAO werkgevers 2002 kan, gelet op het eerder overwogene, onbesproken worden gelaten.
Het beroep is, gelet op het vorenstaande, gegrond.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken.
4. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot op heden begroot op € 322,00 te betalen door het UWV aan eiseres;
- gelast het UWV het griffierecht ad € 218,00 te vergoeden aan eiseres.
Gewezen door mr. J.H.M. Hesseling en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2003
in tegenwoordigheid van mr. M. Keukenmeester als griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
afschrift verzonden op