ECLI:NL:RBZWO:2003:AL6254

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
4 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
B 20030233
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht over dwangbehandeling en separatie onder de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle op 4 september 2003 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op basis van artikel 41 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ). Verzoeker, die met een rechterlijke machtiging is opgenomen wegens een geestesstoornis en agressief gedrag, verzocht om de onmiddellijke opheffing van de dwangbehandeling, die bestond uit separatie en fixatie. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een verzoek van de advocaat van verzoeker, die stelde dat de huidige maatregelen inhumaan waren en niet noodzakelijk om gevaar voor anderen of verzoeker zelf af te wenden.

De rechtbank heeft overwogen dat de psychiater van mening was dat een lichter regime niet mogelijk was zonder dat personeel en anderen aan grote risico's blootgesteld zouden worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verbetering in de geestesstoornis van verzoeker was opgetreden en dat de maatregelen noodzakelijk waren om ernstig gevaar af te wenden. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de klachtencommissie eerder de klacht van verzoeker gegrond had verklaard, maar dat dit niet leidde tot de beëindiging van de maatregelen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van verzoeker afgewezen, maar wel aangegeven dat de toepassing van de maatregelen onrechtmatig kan worden geacht indien deze na 1 november 2003 voortduurt. De rechtbank heeft benadrukt dat verzoeker schadevergoeding kan vorderen indien de maatregelen onrechtmatig blijken te zijn. De uitspraak is gedaan in het openbaar en de rechtbank heeft de zaak afgesloten met de beslissing om het verzoek af te wijzen.

Uitspraak

Kenmerk: B 20030233
RECHTBANK ZWOLLE
Ingevolge het verzoek van:
achternaam: [achternaam verzoeker],
v[instelling]ornaam verzoeker],
geboren op: [geboortedatum] 1965,
wonende en verblijvende: [instelling],
heeft op donderdag 28 augustus 2003 de rechter mr. L.M. Rijksen zich vergezeld van de griffier begeven naar de verblijfplaats van bovengenoemd persoon en aldaar de navolgende personen gehoord:
- verzoeker, alsmede zijn advocaat mr. J.A. van der Lem te Deventer;
- dhr. H.C.P. Venema, psychiater verbonden aan de [instelling];
- mw. L. Paay, patiëntenvertrouwenspersoon;
- mw. S. Krake, verpleegkundige;
- mw. M. Huiskes, verpleegkundige.
Gezien opgemeld verzoek, het van genoemd verhoor opgemaakte proces-verbaal, het betreffende behandelingsplan en het separeerprogramma als bedoeld in artikel 41 van de wet BOPZ.
OVERWEEGT:
In het verzoekschrift ex artikel 41 Bopz is verzocht onder uitvoerbaar verklaring bij voorraad en op straffe van een dwangsom ad € 226,- per dag de dwangbehandeling inhoudende separatie en fixatie van verzoeker met onmiddellijke ingang althans binnen een nader te bepalen termijn op te heffen, althans te bepalen dat verzoeker wordt overgeplaatst naar [tweede instelling], althans een instelling waarbinnen genoemde separatie respectievelijk fixatie niet worden toegepast.
Uit de stukken blijkt dat verzoeker met een rechterlijke machtiging is opgenomen wegens een geestesstoornis en dreigend en fysiek agressief en seksueel agressief gedrag van verzoeker. Sinds januari 2003 toen verzoeker terugkeerde na een verblijf elders, vindt in de [instelling] ten aanzien van verzoeker dwangbehandeling plaats door middel van een combinatie van separatie en fixatie. Bij uitspraak d.d. 13 mei 2003 is verzoekers klacht tegen toepassing van voornoemde maatregelen gegrond verklaard. De commissie overwoog dat de huidige setting niet geschikt is om een acceptabele en menswaardige oplossing binnen een redelijke termijn te bieden en dat de zwaar inperkende maatregelen zonder dat verzoeker door zijn gedrag enige invloed heeft op de strengheid van de maatregelen een machteloosheid creëert die niet rechtvaardig is. Bij gebrek aan enig perspectief voor verzoeker ontstaat, naar niet in geschil tussen partijen, een situatie die inhumaan is te achten. Op korte termijn moet binnen dan wel buiten onderhavige instelling een oplossing worden gevonden die minder beperkend en wel humaan is, aldus de commissie.
Ter zitting heeft de advocaat van verzoeker alleen het primair verzochte gehandhaafd, omdat verzoeker zelf geen verplaatsing wenst. Aangevoerd is dat separatie en fixatie niet volstrekt noodzakelijk zijn om ernstig gevaar voor anderen of verzoeker zelf af te wenden. De duur van de toepassing en de onmogelijkheid voor verzoeker deze te beïnvloeden maken de dwangbehandeling inhumaan.
De rechtbank beperkt zich tot dit punt van geschil.
Tussen partijen staat vast dat het onbeperkt voortduren van de combinatie van separatie en fixatie in verzoekers geval inhumaan is te achten. Deze maatregelen zijn begin 2003 tot op heden jegens verzoeker, voor wat betreft de separatie nagenoeg onafgebroken en bij voortduring toegepast. Zij maken met de toediening van medicijnen (waarover geen klacht is kenbaar gemaakt) structureel deel uit van het behandelingsplan van verzoeker waartegen verzoeker zich (thans) verzet.
Naar het oordeel van de rechtbank moet de uitspraak van de klachtencommissie aldus worden verstaan dat de commissie de toepassing van de gewraakte maatregelen ten tijde van haar uitspraak niet onrechtmatig achtte, maar dat een onbeperkt voortduren van de maatregelen dat karakter wel kan krijgen, als niet binnen een korte termijn binnen of buiten de [instelling] een
oplossing wordt gevonden waarbij de maatregelen niet of minder worden toegepast.
Gegrondverklaring van de klacht door de klachtencommissie houdt in casu derhalve een afwijzing in van het verzoek tot onmiddellijke opheffing van de maatregelen en feitelijk heeft de gegrondverklaring niet geleid en kennelijk zal deze, ook op langere termijn, niet leiden tot
beëindiging van de gewraakte toepassing van maatregelen jegens verzoeker zolang verzoeker binnen de [instelling] verblijft. In zoverre is de klacht ontvankelijk.
De psychiater stelt zich op het standpunt dat een lichter regiem ten aanzien van verzoeker thans en, binnen de [instelling], ook niet op termijn mogelijk is, zonder dat het personeel en anderen aan grote risico's blootstaan en te vrezen hebben voor ernstig gevaar als bedoeld in artikel 38 lid 5 Bopz. In dat verband is verwezen naar de MIP's, ook van recenter datum dan de uitspraak van de klachtencommissie, welke ondanks de toepassing van de gewraakte maatregelen hebben plaatsgevonden. Het ontbreken van ieder behandelperspectief en het beperkte therapeutisch effect van separatie (betrokkene wenst vaak zelf na onder begeleiding buiten de separatieruimte te hebben verbleven na korte tijd terug te keren naar de separeerruimte) alsook de gegrondverklaring van de klacht van verzoeker door de klachtencommissie, hebben ertoe geleid om - ondanks de mening van verzoeker - opname van verzoeker in een andere, meer geëigende instelling na te streven waarbinnen met een zogenoemde 1 op 1 verhouding, toepassing van de gewraakte maatregelen niet of althans aanzienlijk minder behoeft plaats te vinden. Naar verwachting zal, aldus de heer Venema, eind september 2003 verplaatsing van verzoeker naar een andere instelling kunnen worden gerealiseerd.
In het licht van de gedocumenteerde veelvuldige, niet betwiste, ernstige incidenten gedurende een aantal jaren, met geheel onvoorspelbaar agressief gedrag van verzoeker, kan toepassing van de onderhavige maatregelen in de onderhavige instelling de rechterlijke toetsing doorstaan en moet het verzoek tot onmiddellijke opheffing worden afgewezen. De rechtbank laat daarbij wegen dat ook tijdens de toepassing van de separatie na de uitspraak van de klachtencommissie zich gedocumenteerde incidenten hebben voorgedaan waarbij verzoeker geheel onverwacht agressief gedrag heeft getoond, dat er geen verbetering in verzoekers geestesstoornis is opgetreden en dat de toepassing van de maatregelen in combinatie met het strakke dagprogramma klaarblijkelijk strikt noodzakelijk zijn ter afwending van ernstig gevaar voor personeel en anderen en dat aan de toepassing van de maatregelen niet ieder therapeutisch effect kan worden ontzegd.
Het vorenstaande laat onverlet dat toepassing van de gewraakte maatregen, in het licht van de lange duur, in de onderhavige instelling te [vestigingsplaats instelling], onrechtmatig moet worden geacht indien deze na 1 november 2003 voortduurt. Daarbij weegt mee dat een combinatie van personeelsgebrek en de noodzaak dat verzoeker buiten de isoleerruimte door 4 mensen moet worden begeleid aanzienlijke beperkingen meebrengen in het zich "vrij kunnen bewegen" van verzoeker buiten de isoleerruimte. Uit het vorenstaande vloeit dan ook voort dat verzoeker tegen een voortduren van de maatregelen in de onderhavige instelling na 1 november 2003 desgewenst schadevergoeding kan vorderen, waarbij de onrechtmatigheid van het voortduren van de gewraakte maatregelen jegens verzoeker voor de burgerlijke rechter dan in beginsel uitgangspunt is, tenzij mocht blijken dat de weigering van verzoeker om overgeplaatst te worden een allesbepalende hindernis is om verplaatsing naar een andere instelling te realiseren.
BESLIST:
Wijst het verzoek af.
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken te Zwolle op donderdag 4 september 2003 door mr. L.M. Rijksen, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier.