ECLI:NL:RBZWO:2003:AK8192

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
16 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/173
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing voor het doden van konijnen op sportvelden in de gemeente Hof van Twente

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle op 16 september 2003 uitspraak gedaan in het geschil tussen Stichting De Faunabescherming te Amstelveen (eiseres) en het college van gedeputeerde staten van Overijssel (verweerder). De zaak betreft een ontheffing die aan de gemeente Hof van Twente is verleend op basis van artikel 68 van de Flora- en Faunawet, die het doden van konijnen door middel van een geweer op sportvelden binnen de bebouwde kom toestaat. De rechtbank heeft het bestreden besluit van 27 januari 2003, dat de ontheffing handhaafde, beoordeeld.

De rechtbank overweegt dat konijnen schade kunnen toebrengen aan sportvelden, wat kan leiden tot letselschade voor sporters. De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluitgever heeft geoordeeld dat het doden van konijnen noodzakelijk is om deze schade te voorkomen. Eiseres heeft betoogd dat er onvoldoende maatregelen zijn genomen om konijnen te weren, maar de rechtbank oordeelt dat een volledige afrastering niet haalbaar is gezien het gebruik van de sportvelden.

De rechtbank heeft ook overwogen dat het gebruik van kunstlicht bij de jacht op konijnen niet in strijd is met de wet, omdat dit juist kan helpen om onnodig lijden van dieren te voorkomen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres en het griffierecht.

Deze uitspraak benadrukt de afweging tussen het beschermen van de flora en fauna en het waarborgen van de veiligheid en gezondheid van sporters op sportvelden.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige Kamer
Reg.nr.: AWB 03/173
UITSPRAAK
in het geschil tussen:
Stichting De Faunabescherming te Amstelveen, eiseres,
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel, verweerder.
Als belanghebbende neemt aan het geding deel:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 27 januari 2003 (verzonden: 30 januari 2003), waarbij het besluit van 2 augustus 2002, inhoudende de aan de gemeente Hof van Twente verleende ontheffing ex artikel 68 van de Flora- en Faunawet voor het doden van konijnen door geweer, eventueel met behulp van kunstlicht tussen zonsondergang en zonsopkomst, op sportvelden gelegen binnen de bebouwde kom van de stad Delden vanaf het moment van afgifte tot en met 31 mei 2004, is gehandhaafd.
2. Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 2 augustus 2002 heeft verweerder de gemeente Hof van Twente een ontheffing ex artikel 68 van de Flora- en faunawet (hierna: de Wet) verleend.
Tegen dit besluit is op 7 augustus 2002 een bezwaarschrift ingediend.
Het bezwaarschrift is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Wel heeft verweerder besloten het besluit van 2 augustus 2002 in die zin te herroepen dat de ontheffing voor de zonneweiden van het zwembad wordt ingetrokken.
Op 11 februari 2003 is tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft bij brief van 19 februari 2003 belanghebbende uitgenodigd als partij aan het geding deel te nemen en haar de gelegenheid gegeven een schriftelijke uiteenzetting te geven.
Verweerder heeft op 21 maart 2003 een verweerschrift ingezonden.
Op 26 juni 2003 heeft eiseres nadere stukken ingediend.
Het beroep is op 11 juli 2003 ter zitting behandeld.
Eiseres heeft zich doen vertegenwoordigen door mw. A.P. de Jong.
Verweerders hebben zich doen vertegenwoordigen door W. Wolbers en mw. I. Weis.
Namens belanghebbende is verschenen B. Schuite.
3. Motivering
Artikel 68 van de Wet luidt, voor zover hier van belang:
1. Wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, kunnen gedeputeerde staten, voorzover niet bij of krachtens enig ander artikel van deze wet vrijstelling is of kan worden verleend, ten aanzien van beschermde inheemse diersoorten, het Faunafonds gehoord, ontheffing verlenen van het bepaalde krachtens de artikelen 9 tot en met 18 en 72, vijfde lid:
a. in het belang van de volksgezondheid en openbare veiligheid:
………..
e. met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen.
In artikel 4, onder d, van het Besluit Beheer en schadebestrijding dieren is de voorkoming en bestrijding van schade veroorzaakt door konijnen of vossen op sportvelden of industrieterreinen ingevolge artikel 68 van de Wet aangemerkt als ander belang, zoals bedoeld in het eerste lid, onder e, van genoemd artikel, waarvoor een ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot de vraag of konijnen schade aan sportvelden toebrengen, zodanig dat daardoor de volksgezondheid in het geding is, overweegt de rechtbank dat uit artikel 4, onder d, van het Besluit Beheer en schadebestrijding dieren en de daarbij behorende toelichting voortvloeit dat de besluitgever heeft geoordeeld dat konijnen dergelijke schade veroorzaken, waardoor de kans op letselschade bij sporters aanzienlijk toeneemt.
Eiseres heeft onder meer aangevoerd dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom zij van het advies van het Faunafonds de sportvelden (en ligweiden) deugdelijk af te rasteren tegen het binnendringen van konijnen, is afgeweken.
Ook de rechtbank heeft moeten vaststellen dat verweerder noch in het besluit van 12 augustus 2002 noch in het bestreden besluit inhoudelijk melding heeft gemaakt van dit advies van het Faunafonds, alsmede van de reden om in afwijking van dit advies een ontheffing te verlenen. Onder verwijzing naar artikel 7:12, lid 1 Awb is ten aanzien van dit - wezenlijke - punt naar het oordeel van de rechtbank sprake van een niet deugdelijke motivering van het bestreden besluit. Het beroep is derhalve gegrond, hetgeen ex artikel 8:72, lid 1 Awb tot vernietiging van het besluit dient te leiden en ver-weerder zou nopen een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
De rechtbank is echter van oordeel dat er voldoende aanleiding bestaat om met toepassing van artikel 8:72, lid 3 de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten en heeft daartoe het volgende overwogen.
Bij uitspraak van 18 maart 2003 (geregistreerd onder nummer AWB 02/1434) heeft de rechtbank op de hier als herhaald en ingelast te beschouwen overwegingen, geoor-deeld dat het verweerder is toegestaan om aan een belanghebbende een ontheffing te verlenen ex artikel 68 van de Wet om binnen de bebouwde kom met een geweer te jagen. Voorts heeft de rechtbank daarbij overwogen dat het Faunafonds in zijn advies van een onjuist standpunt is uitgegaan door te stellen dat het niet is toegestaan ont-heffing te verlenen tot het gebruik van het geweer in de bebouwde kom. Een afschrift van genoemde uitspraak is aan de onderhavige uitspraak gehecht.
De rechtbank heeft, nu het advies van het Faunafonds ten aanzien van de door belanghebbende in de onderhavige procedure gevraagde ontheffing op hetzelfde onjuiste standpunt is gebaseerd, geen aanleiding gevonden in de onderhavige procedure tot een andersluidend oordeel te komen. Overigens hebben de ge-machtigden van verweerder ter zitting verklaard dat het Faunafonds inmiddels zijn standpunt heeft veranderd.
Op basis van de door verweerder overgelegde stukken, de door hen in het bestreden besluit daaromtrent weergegeven toelichting en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat konijnen op de sportvelden van de sportvereniging Delden, gelegen binnen de be-bouwde kom van de gemeente Hof van Twente, zodanige schade, in de vorm van gaten en kuilen, aanrichten, dat daardoor de kans op letselschade bij sporters op die velden aanzienlijk wordt vergroot. Uit genoemde regelgeving vloeit voort dat de voor-koming en bestrijding van dergelijke schade een na te streven belang is.
Door eiseres is betoogd dat rondom de sportvelden geen, althans onvoldoende maatregelen zijn genomen ter wering van de konijnen. Als er al sprake is van een afrastering, dan is deze zodanig ondeugdelijk dat de konijnen toch onder en langs de afrastering op de sportvelden kunnen komen. Eiseres is van mening dat een volledige afrastering van sportvelden, met gebruikmaking van voldoende diep ingegraven gaas, mogelijk is.
Met verweerder en belanghebbende is de rechtbank evenwel van oordeel dat het plaatsen van een afrastering om sportvelden niet tot een voortdurende hermetische afsluiting van de sportvelden zal leiden. De velden worden intensief gebruikt, ook in de avonduren. Grotere en kleinere toegangspoorten tot de sportvelden zijn dan open, terwijl tevens niet te voorkomen is dat sporters of andere bij de sportvelden betrokken personen wel eens vergeten een toegangspoort af te sluiten. Ook op deze wijze hebben de konijnen toegang tot de sportvelden. Daarenboven overweegt de recht-bank dat een sportveld onderdeel uitmaakt van het sociale leven in een gemeen-schap. Daarmee verdraagt zich niet dat een sportveld onder alle omstandigheden en op alle tijdstippen hermetisch is afgesloten. In dit verband heeft de vertegenwoordiger van belanghebbende ter zitting overigens aangegeven dat de ontheffing alleen wordt gebruikt voor vier sportvelden en de financiële middelen ontbreken om al deze velden van ingegraven rasters te voorzien.
Met verweerder is de rechtbank overigens van oordeel dat het jagen op konijnen in de nachtelijke uren, niet leidt tot strijdigheid met het bepaalde in artikel 73 van de Wet. Dit artikel beoogt bij de bestrijding van schade en overlast onnodig lijden van dieren te voorkomen. Het gebruik van kunstlicht heeft juist tot gevolg dat een konijn, eenmaal gevangen in de lichtbundel, voor een moment stil blijft zitten, waardoor het voor de jager eenvoudiger is goed te richten en doeltreffend te schieten. Daarenboven legt artikel 47 van de Wet aan de jager de verplichting op om bij de uitoefening van de jacht het wild tegen onnodig lijden te beschermen.
De rechtbank is alles overziende dan ook van oordeel dat de gevolgen van het te vernietigen besluit geheel in stand dienen te blijven.
Voor een proceskostenveroordeling bestaande uit ter zitting gedeclareerde reiskosten ad € 24,70 bestaat voldoende aanleiding. Voorts zal worden bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht dient te worden vergoed.
4. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de kosten van verzoekster ten bedrage van € 24,70;
- wijst de provincie Overijssel aan als de rechtspersoon die dit bedrag dient te vergoeden aan eiseres;
- bepaalt dat de provincie Overijssel het door verzoekster betaalde griffierecht ad € 218,- aan haar vergoedt.
Gewezen door mr. W.J.B. Cornelissen en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2003 in tegenwoordigheid van C. Kuiper als griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
afschrift verzonden op 16 september 2003.