ECLI:NL:RBZWO:2003:AI0100

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
15 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
192369 cv 03-348
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van annuleringskosten na annulering van reisovereenkomst

In deze zaak vorderde eiseres, h.o.d.n. Reisbureau, betaling van annuleringskosten van gedaagde, die een hotelaccommodatie had geboekt in Belle Plagne, Frankrijk. De boeking was gemaakt voor de periode van 16 maart 2002 tot 23 maart 2002, maar gedaagde annuleerde deze op of omstreeks 4 maart 2002. Eiseres stelde dat gedaagde op grond van de ANVR-voorwaarden 90% van de reissom, zijnde € 467,--, verschuldigd was. Gedaagde betwistte dit en voerde aan dat hij niet verantwoordelijk was voor de annulering, omdat hij in overleg met eiseres had geprobeerd om een lager annuleringspercentage te bedingen. Hij stelde dat eiseres hem niet op de hoogte had gesteld van de afwijzing van zijn verzoek door de reisorganisatie.

De kantonrechter oordeelde dat eiseres had nagelaten om tijdig actie te ondernemen na de afwijzing van de reisorganisatie. De rechter concludeerde dat het onaanvaardbaar was dat gedaagde het hogere annuleringspercentage van 90% volledig voor zijn rekening moest nemen, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechter stelde vast dat partijen de annuleringskosten moesten delen voor zover deze het percentage van 60% overschreden. Gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 392,75 aan annuleringskosten, plus een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 68,--. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld tot betaling van wettelijke rente over het verschuldigde bedrag vanaf 25 april 2002.

De kantonrechter wees de vordering van eiseres tot betaling van € 603,-- af, met uitzondering van het bedrag dat gedaagde erkende. De proceskosten werden eveneens aan gedaagde opgelegd. Het vonnis werd uitgesproken op 15 juli 2003.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E
sector kanton - locatie Zwolle
Zaaknr.: 192369 CV 03-348
datum : 15 juli 2003
Vonnis in de zaak van:
[EISERES],
h.o.d.n. Reisbureau [eiseres],
gevestigd te [woonplaats],
eisende partij, verder te noemen: "[eiseres]",
gemachtigde H.A. van Dijk, gerechtsdeurwaarder te Amersfoort,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, verder te noemen: "[gedaagde]",
procederend in persoon.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding van 17 januari 2003
- het antwoord van [gedaagde]
- de nadere toelichting van partijen.
Het geschil
De vordering van [eiseres] strekt er toe dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 603,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 467,-- vanaf 25 april 2002 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
[gedaagde] heeft de vordering tot een bedrag van € 308,40 erkend en voor het overige bestreden.
De beoordeling
1.
[eiseres] heeft aan haar vordering op [gedaagde] ten grondslag gelegd dat zij in opdracht en voor rekening van [gedaagde] hotelaccomodatie heeft geboekt in Belle Plagne te Frankrijk voor de periode van 16 maart 2002 tot 23 maart 2002, dat [gedaagde] deze opdracht op of omstreeks 4 maart 2002 heeft geannuleerd, zodat hij op grond van de toepasselijke ANVR-voorwaarden annu-leringskosten, bestaande uit 90% van de overeengekomen reissom, ad € 467,-- is verschuldigd, dat [gedaagde] betaling daarvan, ondanks aanmaning en sommatie nalaat, zodat [eiseres] haar vordering ter incasso uit handen heeft moeten geven en [gedaagde] naast die kosten tevens wettelijke rente en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is verschuldigd.
2.
[gedaagde] heeft ter afwering van de vordering - samengevat - aangevoerd dat hem niet is te verwijten dat hij de reis eerst per 25 februari 2002 heeft geannuleerd nu hij in overleg met [eiseres] per brief van 5 februari 2002 de reisorganisatie heeft benaderd of hij niet coulance-halve in aanmerking kon worden gebracht voor een annuleringskostenpercentage van 10% zoals dat gold bij annulering vóór 31 januari 2002 en dat de reisorganisatie wel [eiseres] en niet (ook) hem van haar afwijzende beslissing op de hoogte heeft gesteld, terwijl [eiseres] evenmin die beslissing aan [gedaagde] heeft meegedeeld. [eiseres] kan derhalve geen hoger percentage dan 60% in rekening brengen, aldus [gedaagde].
3.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] op 5 februari 2002 met [eiseres] contact heeft opgenomen en dat zij, in verband met een bij [gedaagde] opgekomen verhindering, naast een omboeking ook de annulering van de reis hebben besproken en dat [gedaagde] daarvoor een bedenktijd is gegeven. Verder is niet in geschil dat partijen expliciet de annuleringskostenpercentages en de daarbij behorende data hebben besproken. Tot slot staat vast dat [gedaagde], gelet op de reisdatum van 16 maart 2002, bij een annulering op of na 17 februari 2002 een annuleringskostenpercentage van 90% van de reissom is verschuldigd.
4.
In dat licht bezien had [eiseres] dan ook jegens [gedaagde] in actie moet komen op het moment dat de reisorganisatie aan [eiseres] meedeelde haar afwijzende beslissing op [gedaagde]'s verzoek om toepassing van een lager annuleringskostenpercentage van 10% in plaats van 60%. [eiseres] ziet immers ten onrechte over het hoofd dat zij - en niet de reisorganisatie - de contractspartij van [gedaagde] was en dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid die partijen jegens elkaar in acht dienen te nemen ook andere dan uitdrukkelijk tussen partijen overeengekomen verplichtingen kunnen voortvloeien, naar gelang de aard van de overeenkomst, de belangen van ieder der partijen en de bijzondere omstandigheden van het geval. Nu de uitkomst van de tussen partijen besproken bedenktermijn mede afhankelijk was van de reactie van de reisorganisatie, mocht dan ook van [eiseres] worden verwacht dat zij bij [gedaagde] (direct) zou verifiëren of ook hij dat antwoord van de reisorganisatie had ontvangen en of dat nog tot een beslissing bij [gedaagde] had geleid, juist vanwege het belang van de stijgende annuleringskostenpercentages bij het naderen van de reisdatum, het aspect waarop [eiseres] zo de nadruk heeft gelegd.
5.
Nu [eiseres] een en ander heeft nagelaten en de datum waarop bij annulering 90% van de reissom zou zijn verschuldigd zonder meer heeft laten passeren, is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [gedaagde] dat hogere percentage geheel voor zijn rekening dient te nemen. Anderzijds moet worden vastgesteld dat ook [gedaagde] na zijn brief van 5 februari 2002, zowel jegens [eiseres] als jegens de reisorganisatie, ten onrechte passief is gebleven, ondanks het feit dat hem duidelijk was dat hij bij voortschrijding van de tijd (wel-licht) een nog hoger percentage aan annuleringskosten kwijt zou zijn dan wel een omboeking niet meer mogelijk zou kunnen zijn.
6.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid die de rechtsverhouding van partijen mede beheersen, in dit geval voortvloeit dat partijen de annu-leringskosten, voor zover die het percentage van 60% van de reissom overstijgen, dienen te delen. Dit betekent dat [gedaagde] aan annuleringskosten een bedrag van € 392,75 aan Verdonk is verschuldigd.
7.
Nu [gedaagde] iedere betaling terughield, ook van het bedrag dat hij als verschuldigd erkende, is te billijken dat [eiseres] haar vordering ter incasso uit handen gaf. [gedaagde] is derhalve tevens een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten verschuldigd, te stellen op een bedrag van € 68,--.
8.
De over de annuleringskosten gevorderde wettelijke rente, de ingangsdatum van 25 april 2002 daaronder begrepen, is als overigens niet weersproken eveneens toewijsbaar.
9.
[gedaagde] zal tenslotte in de proceskosten worden verwezen.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van
€ 460,75, vermeerderd met de wettelijke rente over € 392,75 vanaf 25 april 2002 tot de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
· € 180,-- voor salaris gemachtigde
· € 72,20 voor explootkosten
· € 123,-- voor vastrecht;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 15 juli 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.