ECLI:NL:RBZWO:2003:AF9759
Rechtbank Zwolle
- Eerste aanleg - meervoudig
- L.E.C. van Rijckevorsel-Besier
- J.H.M. Hesseling
- F.P. Dresselhuys-Doeleman
- Rechtspraak.nl
Weigering van openbaarmaking van ambtsbericht op grond van de Wet openbaarheid van bestuur
In deze zaak heeft eiser, A, een verzoek ingediend bij de Minister van Buitenlandse Zaken om op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) inzage te krijgen in de onderliggende stukken van een ambtsbericht van 5 juni 2001, dat betrekking heeft op zijn asielprocedure. De Minister heeft dit verzoek op 17 oktober 2001 afgewezen, maar heeft later, onder bepaalde voorwaarden, enkele stukken verstrekt. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een hoorzitting op 31 januari 2002. Het bezwaar werd op 24 juli 2002 ongegrond verklaard, waarna eiser op 2 september 2002 beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft op 8 mei 2003 de zaak behandeld. Eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. S.D. Lugt, terwijl de Minister werd vertegenwoordigd door mr. P.L.G. van Velzen. Tijdens de zitting werd de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) besproken, evenals de relevante bepalingen van de WOB en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank constateerde dat er onduidelijkheid bestaat over de interpretatie van de wetten betreffende openbaarheid en inzage van documenten.
De rechtbank oordeelde dat de Minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het publieke belang van openbaarmaking niet opweegt tegen de belangen van de persoonlijke levenssfeer van eiser en zijn vader. De rechtbank benadrukte dat de informatie in de stukken zo verweven is met de identiteit van eiser en zijn vader, dat openbaarmaking zou leiden tot een schending van hun privacy. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij zij de argumenten van eiser over de WBP niet kon honoreren, aangezien het verzoek specifiek op de WOB was gebaseerd. De rechtbank concludeerde dat de Minister de juiste procedure had gevolgd en dat de weigering om de stukken openbaar te maken gerechtvaardigd was.