ECLI:NL:RBZWO:2003:AF7761

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
12 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
64355 / HA ZA 01-331
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding en niet-ontvankelijkheid in vordering door maatschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle aanhangig was, heeft de maatschap [naam eiseres] Accountants en Adviseurs een vordering ingesteld tegen Horn Holding B.V. De vordering betreft een schadevergoeding die voortvloeit uit een overeenkomst van 24 januari 2000, waarin partijen afspraken maakten over werkzaamheden op het gebied van accountancy en fiscaliteit. De eiseres stelt dat Horn niet heeft voldaan aan haar betalingsverplichtingen, terwijl Horn betwist dat de vordering terecht is en stelt dat deze is overgedragen aan een andere maatschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatschap [naam eiseres] niet ontvankelijk is in haar vordering, omdat de vordering inmiddels is overgegaan op de nieuwe maatschap [naam 2] & [naam eiseres]. De rechtbank heeft de bewijslevering door getuigen gelast om te bepalen of er een nadere prijsafspraak is gemaakt tussen partijen. De uitspraak is gedaan op 12 maart 2003, waarbij de rechtbank de beslissing over de kostenveroordeling aanhield. De zaak zal opnieuw worden behandeld op 26 maart 2003 voor het opgeven van verhinderdata.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE
Sector civiel
Meervoudige handelskamer
Zaaknr/rolnr: 64355 / HA ZA 01-331
Uitspraak: 12 maart 2003
V O N N I S
in de zaak, aanhangig tussen:
de maatschap naar burgerlijk recht [naam eiseres] ACCOUNTANTS EN ADVISEURS,
gevestigd te [plaats 1],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. J.G. Sijmons,
en
de besloten vennootschap HORN HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. R.K.E. Buysrogge,
advocaat mr. H. Loonstein te Amsterdam.
PROCESGANG
Eerder is in deze zaak een vonnis in het bevoegdheidsincident gewezen, dat op 11 juli 2001 is uitgesproken, een tussenvonnis gewezen, dat op 17 oktober 2001 is uitgesproken en een rolbeschikking gegeven, die op 14 november 2001 is uitgesproken. Voor de procesgang tot dusver wordt verwezen naar die vonnissen en die beschikking.
Verder hebben partijen nog de volgende processtukken gewisseld:
- een conclusie van antwoord in reconventie van de zijde van [e[eiseres];
- een conclusie van repliek in conventie van de zijde van [e[eiseres], tevens inhoudende akte vermeerdering van eis;
- een antwoordakte van de zijde van Horn;
waarna Horn niet heeft gedupliceerd in conventie en gerepliceerd in reconventie.
Vervolgens heeft de rechtbank de zaak van een enkelvoudige naar een meervoudige kamer verwezen en hebben partijen hun standpunten doen bepleiten. De pleitnotities zijn als gedingstuk overgelegd. Daarna hebben partijen nog de volgende processtukken gewisseld:
- een akte houdende producties van de zijde van [e[eiseres];
- een antwoordakte, houdende uitlating producties van de zijde van Horn;
- een nadere akte van de zijde van [e[eiseres];
- een antwoordakte, houdende uitlating producties van de zijde van Horn.
Ten slotte is op verzoek van partijen op het griffiedossier vonnis bepaald.
CONCLUSIES VAN PARTIJEN
in conventie
De vordering van [e[eiseres] strekt er - na wijziging bij conclusie van repliek in conventie - toe dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Horn zal veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [e[eiseres] te betalen de som van ( 85.236,55, vermeerderd met de wettelijke rente over ( 68.200,52 verschuldigd vanaf 22 februari 2001 tot de dag der algehele voldoening en vermeerderd met de wettelijke rente over ( 17.036,03 vanaf 13 maart 2001 tot de dag der algehele voldoening, alsmede Horn zal veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen de kosten van de gelegde beslagen.
Daartegen is door Horn verweer gevoerd met conclusie dat de rechtbank [e[eiseres] in haar vordering niet-ontvankelijk zal verklaren althans deze geheel of gedeeltelijk zal afwijzen, kosten rechtens.
in reconventie
De vordering van Horn strekt ertoe dat de rechtbank [e[eiseres] zal veroordelen om aan Horn ter zake toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van contractuele verplichtingen te betalen geleden en te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente over ieder schade-onderdeel, op het moment dat de desbetreffende schade is geleden, kosten rechtens.
Daartegen is door [e[eiseres] verweer gevoerd met conclusie dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Horn niet ontvankelijk zal verklaren in haar reconventionele vorderingen, althans haar deze zal ontzeggen, met veroordeling van Horn in de kosten van dit geding.
MOTIVERING
in conventie en in reconventie
1 Vaststaande feiten
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist - mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden - het volgende vast.
1.1 Op 24 januari 2000 hebben [persoon 1] en [persoon 2] op briefpapier van Struijk Accountants en Adviseurs aan Horn offerte uitgebracht ter zake van het verrichten van werkzaamheden door [eiseres] op het gebied van accountancy en fiscaliteit voor de boekjaren 1999 en 2000 ten behoeve van Horn en haar dochtervennootschappen. Horn heeft deze offerte voor akkoord ondertekend. De offerte vermeldt de uurtarieven voor het honorarium van [eiseres] en voorts, voor zover van belang het volgende:
"Wij hebben zo goed mogelijk een raming gemaakt van de basiswerkzaamheden en de tijd die wij daar per jaar aan denken te besteden. Wij gaan er daarbij wel vanuit dat de administratie op een goed niveau wordt bijgehouden, waardoor wij op een efficiënte wijze onze werkzaamheden kunnen uitoefenen. Van de zijde van CAD B.V. verlangen wij, dat zij haar werkzaamheden op een ons conveniërende wijze zal uitvoeren en een dusdanige dossiervorming hanteren, dat onze werkzaamheden zoveel mogelijk beperkt kunnen worden.
De kosten van het samenstellen van de jaarrekeningen en het verzorgen van de aangifte vennootschapsbelasting van de hiervoor genoemde vennootschappen begroten wij voor wat betreft het boekjaar 1999 op ( 15.000 (exclusief BTW).
...
Voor het boekjaar 1999 hebben wij de vaste prijs vastgesteld op ( 10.000 (excl. BTW), hetgeen derhalve voor u een eenmalige introductiekorting inhoudt van ( 5.000.
Tevens treft u ter informatie onze leverings- en betalingsvoorwaarden aan."
1.2 De algemene voorwaarden die [eiseres] gebruikt luiden, voor zover van belang, als volgt:
"10. Betaling
10.1 Betaling van het factuurbedrag door opdrachtgever dient te geschieden binnen 30 dagen na de factuurdatum ... en voor zover de betaling betrekking heeft op werkzaamheden, zonder enig recht op korting of schuldvergelijking.
10.2 Indien opdrachtgever niet binnen de hiervoor genoemde termijn, dan wel niet binnen de nader overeengekomen termijn heeft betaald, is hij van rechtswege in verzuim en heeft opdrachtnemer, zonder nadere sommatie of ingebrekestelling, het recht vanaf de vervaldag opdrachtgever de wettelijke rente in rekening te brengen tot op de datum van algehele voldoening, een en ander onverminderd de verdere rechten welke opdrachtnemer heeft.
11. Reclame
11.1 Een reclame met betrekking tot de verrichte werkzaamheden en / of het factuurbedrag dient schriftelijk binnen 30 dagen na de verzenddatum van de stukken of informatie waarover opdrachtgever reclameert, dan wel binnen 30 dagen na de ontdekking van het gebrek indien opdrachtgever aantoont dat hij het gebrek redelijkerwijs niet eerder kon ontdekken, aan opdrachtnemer te worden kenbaar gemaakt.
11.2 Een reclame als in het eerste lid bedoeld, schort de betalingsverplichting van opdrachtgever niet op.
14. Opschortingsrecht
14.1 Opdrachtnemer is bevoegd om de nakoming van al zijn verplichtingen op te schorten, waaronder begrepen de afgifte van bescheiden of andere zaken aan opdrachtgever of derden, tot op het moment dat alle opeisbare vorderingen op opdrachtgever volledig zijn voldaan."
1.3 Met CAD, die de dagelijkse administratie van Horn voerde, heeft [eiseres] voorafgaand aan haar werkzaamheden voor Horn afspraken gemaakt over de aanlevering van stukken.
1.4 [eiseres] heeft in de loop van 2000 werkzaamheden met betrekking tot de samenstelling van jaarrekeningen voor het boekjaar 1999 voor Horn verricht, hetgeen evenwel niet is uitgemond in de vaststelling van definitieve jaarcijfers.
1.5 Op 22 december 2000 heeft [eiseres] aan Horn de eerste factuur voor verrichte werkzaamheden tot en met de maand november 2000 ad ( 68.200,52 (incl. BTW) gestuurd.
1.6 Op 1 januari 2001 mailt Horn aan [eiseres] de factuur ad ( 68.200,52 te hebben ontvangen en te veronderstellen dat deze factuur onderdeel is van de schadeprocedure die moet worden opgestart tegen CAD.
1.7 Met faxbericht d.d. 17 januari 2001 verzoekt [Horn] de cijfers van 1999 uiterlijk op 24 januari 2001 aan te leveren.
1.8 Naar aanleiding van dit faxbericht deelt [eiseres] bij brief d.d. 24 januari 2001 aan Horn mee geen werkzaamheden meer te verrichten, totdat overeenstemming is bereikt over betaling van de nota en dat de jaarstukken over 1999 alleen worden afgerond als [eiseres] voor de middag van 29 januari 2001 de nota alsmede een voorschot van ( 10.000,00 heeft betaald.
1.9 Op 13 februari 2001 heeft [eiseres] aan Horn de tweede factuur voor verrichte werkzaamheden tot en met de maand december 2000 ad ( 17.036,03 (incl. BTW) gestuurd.
1.10 Horn heeft vervolgens niet gereageerd op de onder 1.8 vermelde brief en de facturen onbetaald gelaten.
1.11 Met op 16 november 2001 door de fungerend president van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam verleend verlof heeft [eiseres] conservatoir derdenbeslag gelegd op het saldo van de bankrekening van Horn bij de ING bank en conservatoir beslag gelegd op de aandelen van Horn in het kapitaal van haar dochtervennootschappen.
1.12 De maatschap Struijk Accountants en Adviseurs bestaat sinds 1 januari 1999 en is overeengekomen tussen de heren [persoon 3] te Bathmen, [persoon 4] te Lochem, [persoon 5] te Gorssel, [persoon 1] te Uddel en [persoon[persoon 2] te [plaats 2]. [persoon 5] en [persoon 4] hebben de overeenkomst van maatschap opgezegd per 1 januari 2001, [persoon 1] heeft opgezegd per 1 januari 2002. Op de vervaldata van de onder 1.4 en 1.8 vermelde facturen en op de dag der dagvaarding waren [persoon 3], [persoon 1] en [persoon 2] vennoten van de maatschap.
1.13 [persoon 4], [persoon 5] en [persoon 1] verklaren in een op 25 juni 2002 door hen ondertekende verklaring:
"in hoedanigheid van uitgetreden maten van de maatschap [naam eiseres] accountants en adviseurs te [plaats 1], dat zij alle mogelijke vorderingen op Horn Holding B.V. te Amsterdam in het kader van hun uittreden uit de maatschap hebben overgedragen aan de met ingang van 1 januari 2002 opgerichte maatschap [naam 2] & [naam eiseres] accountants en adviseurs te [plaats 2]. Voorzover nodig dragen ondergetekenden hierbij alsnog alle mogelijke vorderingen op Horn Holding B.V. te Amsterdam over aan de nieuwe maatschap [naam 2] & [naam eiseres] accountants en adviseurs te [plaats 2]."
1.14 [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 6] verklaren in een op 25 juni 2002 door hen ondertekende verklaring:
"in hun hoedanigheid van maten in de maatschap [naam 2] & [naam eiseres] accountants en adviseurs te [plaats 2], dat alle mogelijke vorderingen op Horn Holding B.V. te Amsterdam aan hen zijn overgedragen in het kader van de overname van de onderneming van de voormalige maatschap [naam eiseres] accountants en adviseurs te [plaats 1].
Ondergetekenden [persoon 2] en [persoon 3] verklaren het bovengenoemde tevens in hun hoedanigheid van ex-maten in de maatschap [naam eiseres] accountants en adviseurs te [plaats 1]."
2 Standpunt van [eiseres]
2.1 Op 24 januari 2000 hebben partijen een overeenkomst gesloten ter zake van het verrichten van werkzaamheden op het gebied van accountancy en fiscaliteit voor de boekjaren 1999 en 2000. De bijgevoegde algemene voorwaarden maken deel uit van de overeenkomst.
2.2 Partijen zijn een vaste prijs overeengekomen onder de voorwaarde dat de administratie van Horn op een goed niveau wordt bijgehouden, waardoor Struijk op een efficiënte wijze werkzaamheden kan verrichten en dat CAD haar werkzaamheden op een voor Struijk conveniërende wijze zal uitvoeren en een dusdanige dossiervorming hanteren, dat de werkzaamheden van Struijk zoveel mogelijk beperkt kunnen worden.
2.3 Medewerkers van Struijk hebben bij CAD geconstateerd dat stukken niet aanwezig waren en dat de kwaliteit van de wel aanwezige stukken onvoldoende was. [medewerker struijk], medewerker van [eiseres], heeft Horn op 16 augustus 2000 aangegeven dat de omvang van de werkzaamheden aanzienlijk groter uitviel dan verwacht, dat de prijsafspraak niet zou kunnen worden gehandhaafd en dat nu toch op basis van uurtarief zou worden gedeclareerd. Horn heeft toen verzocht de werkzaamheden niet te beëindigen, maar te continueren. [eiseres] heeft vervolgens haar werkzaamheden voortgezet.
2.4 Tijdens een bespreking op 31 oktober 2000 is [persoon 1] van [eiseres] uitdrukkelijk met Horn overeengekomen dat alle door [eiseres] verrichte werkzaamheden door Horn betaald worden op basis van uurtarief. Horn heeft toegezegd binnen 30 dagen na ontvangst van de eerste factuur een bedrag van ( 10.000,00 over te maken, waarna partijen een betalingsregeling zouden treffen.
2.5 Horn heeft niet overeenkomstig de algemene voorwaarden binnen 30 dagen gereclameerd tegen de facturen, zodat de verschuldigdheid en de hoogte van die facturen vaststaat. De algemene voorwaarden geven Horn niet het recht de betaling van de facturen afhankelijk te stellen van de schadeprocedure tegen CAD.
2.6 De vordering van de inmiddels voormalige maatschap [e[naam eiseres] op Horn is overgegaan op de nieuwe maatschap [naam 2] en [naam eiseres] accountants en adviseurs te [plaats 2].
2.7 [eiseres] ontkent toerekenbaar tekort te zijn geschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen, nu zij op grond van artikel 14 van de algemene voorwaarden bevoegd was haar verplichtingen op te schorten. Subsidiair wordt gemotiveerd betwist dat Horn schade heeft geleden die [eiseres] behoort te vergoeden.
3 Standpunt van Horn
3.1 [eiseres] is niet ontvankelijk in haar vordering, aangezien haar vordering inmiddels is overgedragen aan de maatschap [naam 2] en [naam eiseres] die geen partij is in dit geding.
3.2 Gelet op het incidentele vonnis moet ervan uit worden gegaan dat tussen partijen in deze procedure een overeenkomst van 24 januari 2000 tot stand is gekomen, waaraan beiden zijn gebonden. Horn heeft niet in strijd met die afspraak gehandeld. De afspraak is niet voorwaardelijk tot stand gekomen. Horn is nimmer door [eiseres] in gebreke gesteld. Er is ook niet meegedeeld dat een beweerdelijk overeengekomen voorwaarde in werking is getreden. [eiseres] heeft niet duidelijk gemaakt wat er schortte aan het aanleveren van het werk van CAD. Er is geen nadere afspraak dat de werkzaamheden toch op uurbasis gedeclareerd zullen worden gemaakt. Het enige dat Horn (op 8 januari 2001) heeft gezegd is dat, als de beweringen van [eiseres] zouden kloppen, Horn CAD aansprakelijk zal kunnen stellen en de te verkrijgen schadevergoeding zou aanwenden voor de door [eiseres] verlangde meerprijs.
3.3 De vordering van [eiseres] is niet behoorlijk gespecificeerd, ook niet waar het de onderscheiden vennootschappen betreft. Verwezen wordt naar de handgeschreven verdeling onder aan de opdrachtbrief.
3.4 Indien en zodra vaststaat dat de afspraak van 24 januari 2000 onveranderd is gebleven, betekent dit dat [eiseres] niet gerechtigd was om de werkzaamheden op te schorten en is [eiseres] toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen. Horn heeft door deze wanprestatie schade geleden, waarvoor zij in reconventie vergoeding vordert.
4 Beoordeling van het geschil
in conventie
4.1 Horn heeft bij antwoordakte d.d. 23 januari 2002 gesteld dat de akte vermeerdering van eis d.d. 9 januari 2002 van [eiseres] geen eisvermeerdering inhoudt. De rechtbank kan Horn daarin niet volgen. [eiseres] heeft immers haar petitum in conventie bij conclusie van repliek in conventie, tevens inhoudende akte vermeerdering van eis ten opzichte van de conclusie van eis (dagvaarding) aangevuld met de woorden "waaronder begrepen de kosten van de gelegde beslagen". Voor zover Horn heeft bedoeld bezwaar te maken tegen de vermeerdering van eis, wordt dit bezwaar verworpen, aangezien gesteld noch gebleken is dat Horn hierdoor in zijn verdediging is bemoeilijkt of dat het geding hierdoor onredelijk is vertraagd.
4.2 De rechtbank stelt voorop dat een maatschap, in die gevallen waarin die maatschap op een voor derden duidelijk kenbare wijze onder een bepaalde naam aan het rechtsverkeer deelneemt, indien ten behoeve van de maatschap - in wezen door de gezamenlijke vennoten - een vordering in rechte wordt ingesteld, in de dagvaarding de naam van de maatschap kan vermelden in plaats van de namen der afzonderlijke vennoten. Na dagvaarding op deze wijze kan de tegenpartij, die wenst te weten wie eigenlijk als eisende partijen onder de gevoerde naam optreden, verlangen dat namens de maatschap de namen en woonplaatsen van de vennoten worden medegedeeld. Zie: Hoge Raad 5 november 1976, NJ 1977, nr. 586.
4.3 Vaststaat dat [eiseres] een maatschap is, althans was. [eiseres] heeft, nadat Horn daar tijdens de procedure meermalen om heeft verzocht, uiteindelijk opgave gedaan van de namen van haar vijf (voormalige) vennoten als vermeld onder 1.12. Vaststaat verder dat de
vennoten [persoon 1] en [persoon 2] een offerte hebben gedaan aan Horn op briefpapier van [eiseres]
Accountants en Adviseurs, de naam waaronder de maatschap blijkens de overgelegde eerste bladzijde van de maatschapsovereenkomst handelt/handelde. De rechtbank leidt hieruit - mede gelet op artikel 7A:1682 BW - in de eerste plaats af dat de offerte is uitgebracht in naam van de maatschap en ten tweede dat Horn, die deze offerte voor akkoord heeft ondertekend, een overeenkomst is aangegaan met de vijf (voormalige) vennoten van [eiseres], waarvan de maatschap de uitvoering in rechte kan vorderen.
4.4 Vaststaat dat ten tijde van de dagvaarding de maatschap [eiseres] nog bestond uit drie van de vijf vennoten, te weten [persoon 3], [persoon 1] en [persoon 2]. Deze drie vennoten moeten dan ook worden aangemerkt als de eisende partij in dit geding.
4.5 Uitgaande van [eiseres]s eigen stelling dat haar vordering, zijnde de vordering van haar drie onder 4.4 genoemde (toenmalige) vennoten, op Horn inmiddels - naar de rechtbank, gelet op de onder 1.13 en 1.14 geciteerde verklaringen, begrijpt door middel van cessie - is overgegaan op de maatschap [naam 2] en [naam eiseres], moet de conclusie zijn dat (de maatschap) [eiseres] thans niet meer gerechtigd is de uitvoering van de overeenkomst met Horn in rechte te vorderen. Struijk zal dan ook niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
4.6 Overwogen wordt nog dat de maatschap [naam 2] en [naam eiseres] niet heeft verzocht om voeging of tussenkomst in deze procedure. De maatschap [naam 2] en [naam eiseres] is dus geen procespartij. De enkele toevoeging door [e[naam eiseres] aan de tenaamstelling van enkele processtukken van de zinsnede "thans handelend onder de naam [naam 2] & [naam eiseres] Accountants en Adviseurs" maakt dit niet anders. Toewijzing van de vordering aan de maatschap [naam 2] en [naam eiseres] als cessionaris behoort dan ook niet tot de mogelijkheden.
4.7 Hetgeen partijen verder te berde hebben gebracht behoeft gelet op het voorgaande (in conventie) geen bespreking.
in reconventie
4.8 Horn vordert van [eiseres] schadevergoeding op te maken bij staat wegens toerekenbaar tekortschieten van [eiseres] in de nakoming van haar contractuele verplichtingen.
4.9 Om redenen als hiervoor vermeld is de vordering van Horn op [eiseres] gericht tegen de vennoten [persoon 1], [persoon 3] en [persoon 2]. Ieder van die vennoten is gehouden tot betaling van 1/3e deel van een eventueel aan Horn toe te wijzen schadevergoeding. Dat de vordering van [eiseres] inmiddels is overgedragen aan de maatschap [naam 2] en [naam eiseres], maakt geen verschil voor de gehoudenheid van genoemde vennoten tot vergoeding van schade.
4.10 Onder 4.3 is reeds overwogen dat Horn een overeenkomst is aangegaan met [eiseres]. Van deze overeenkomst maken, om de redenen vermeld in het vonnis in het bevoegdheidsincident, deel uit de algemene voorwaarden die [eiseres] gebruikt.
4.11 Vaststaat dat [eiseres] haar werkzaamheden voor Horn met betrekking tot het boekjaar 1999 niet heeft afgerond, waarmee tevens vast staat dat zij haar contractuele verplichtingen niet is nagekomen. [eiseres] voert tot haar verweer aan dat zij desalniettemin geen wanprestatie heeft gepleegd en beroept zich daartoe op het opschortingsrecht als bedoeld in artikel 14.1 van haar algemene voorwaarden. [eiseres] stelt daartoe dat zij ten tijde van de opschorting van haar werkzaamheden voor Horn, namelijk op 24 januari 2001, een opeisbare vordering had op Horn, welke vordering Horn - zonder binnen de in artikel 11.1 van algemene voorwaarden van [eiseres] gestelde termijn te reclameren tegen de facturen - onbetaald heeft gelaten.
4.12 De verwijzing door [eiseres] naar artikel 11.1 van haar algemene voorwaarden, ertoe strekkend dat zij ten tijde van de opschorting van haar werkzaamheden een opeisbare vordering op Horn had, reeds omdat Horn niet tijdig heeft gereclameerd tegen de facturen, gaat niet op. De onder 1.6 vermelde mail van Horn kon [eiseres] in redelijkheid niet anders opvatten dan als - tijdige - reclame tegen de verschuldigdheid van de factuur d.d. 22 december 2000. Dat [eiseres] dit ook inderdaad zo heeft opgevat, blijkt ook wel uit haar onder 1.8 vermelde brief aan Horn, waarin wordt gerefereerd aan een telefonisch onderhoud d.d. 8 januari 2001 tussen [persoon 1] en Horn - waarnaar ook Horn in haar onder 3.2 verwoorde standpunt verwijst - waarbij Horn zich niet bereid toonde om die factuur te betalen. Horn behoefde niet ook nog eens afzonderlijk te protesteren tegen de factuur d.d. 13 februari 2001; het moet [eiseres] wel duidelijk zijn geworden dat Horn het ook met die factuur niet eens zou zijn.
4.13 [eiseres] kan zich dan ook alleen dan met succes beroepen op het opschortingsrecht, als komt vast te staan dat zij, hoewel Horn tijdig heeft gereclameerd tegen de facturen, op 24 januari 2001 een opeisbare vordering op Horn had. Mocht dit niet komen vast te staan, dan was [eiseres] na 24 januari 2001 - gelet op het door haarzelf overgelegde, onder 1.7 vermelde faxbericht van Horn - in verzuim, zodat alsdan - bij gebreke van verder verweer van [eiseres] op dit punt - moet worden aangenomen dat zij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen jegens Horn.
4.14 Of [eiseres] op 24 januari 2001 een opeisbare vordering op Horn had is afhankelijk van het antwoord op de vraag of [eiseres], hoewel partijen - daar zijn zij het over eens - op 24 januari 2000 een vaste prijsafspraak hadden gemaakt voor de door [eiseres] met betrekking tot het boekjaar 1999 te verrichten werkzaamheden, een van die prijsafspraak afwijkend, hoger bedrag mocht factureren aan Horn.
4.15 Zo al de onder 1.1 geciteerde alinea uit de offerte van [eiseres] inzake het presteren van CAD, behoort te worden opgevat als een voorwaarde voor het hanteren van een vaste prijs - zoals [eiseres] stelt en Horn betwist - dan nog mocht [eiseres] er naar het oordeel van de rechtbank niet op vertrouwen dat de akkoordverklaring van Horn met die offerte meebracht dat, in geval CAD onvoldoende zou presteren, Horn zonder meer instemde met betaling tegen uurtarief.
4.16 Het geschil spitst zich dus toe op de vraag of partijen na 24 januari 2000 - zoals [eiseres] stelt en Horn betwist - een nadere afspraak hebben gemaakt, inhoudende dat Horn de werkzaamheden van [eiseres] niet tegen een vaste prijs maar op basis van uurtarief zou betalen. Het is aan [eiseres] om haar stelling te bewijzen. Haar zal daartoe dan ook een
bewijsopdracht worden gegeven.
4.17 De vordering van Horn komt niet voor toewijzing in aanmerking, als vast komt te staan dat partijen ter zake van de werkzaamheden van [eiseres] een nadere prijsafspraak hebben gemaakt. In dat geval - zo luidt ook de opvatting van Horn - komt [eiseres] een beroep toe op artikel 14.1 van haar algemene voorwaarden en is geen sprake van wanprestatie.
4.18 In geval niet komt vast te staan dat partijen een nadere prijsafspraak hebben gemaakt, ligt de vordering van Horn om [eiseres] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat voor toewijzing gereed. Voor veroordeling tot een schadestaatprocedure is voldoende dat enige schade van Horn aannemelijk is. Dat enige schade aannemelijk is, volgt reeds uit de stelling van [eiseres] (punt 32 conclusie van repliek in conventie) dat de definitieve jaarstukken over 1999 zijn opgemaakt door Van der Lee administratie te
Heiloo, waaraan kosten verbonden zijn geweest. Hetgeen [eiseres] overigens heeft aangevoerd inzake de omvang van haar schadevergoedingsplicht, behoort aan de orde te komen in de schadestaatprocedure.
in conventie en in reconventie
5 Slotsom
De rechtbank zal in conventie [eiseres] niet ontvankelijk verklaren in haar vordering, waarbij zij haar beslissing omtrent de kostenveroordeling zal aanhouden in afwachting van de uitkomst van de procedure in reconventie. In reconventie zal aan [eiseres] een bewijsopdracht worden verstrekt en zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
BESLISSING
in conventie
De rechtbank verklaart [eiseres] niet ontvankelijk in haar vordering.
De beslissing omtrent de kostenveroordeling wordt aangehouden.
in reconventie
[eiseres] dient te bewijzen dat partijen een nadere afspraak hebben gemaakt, inhoudende dat Horn de werkzaamheden van [eiseres] over het boekjaar 1999 niet tegen een vaste prijs maar op basis van werkelijk bestede uren zou betalen.
Bewijslevering door getuigen kan plaatsvinden op nader te bepalen dag en uur in het gebouw Spoorstate te Zwolle, Hanzelaan 351. De zaak zal weer worden opgeroepen op de rolzitting van 26 maart 2003 voor opgave van verhinderdata door beide partijen ambtshalve peremptoir. De met bewijs belaste partij dient dan tevens op te geven hoeveel getuigen zullen worden voorgebracht.
Bij het houden van de getuigenverhoren zal mr. W.J.B. Cornelissen als rechter-commissaris optreden.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Th.A. Ariëns, W.J.B. Cornelissen en F. Koster en in het openbaar uitgesproken op woensdag 12 maart 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.