ECLI:NL:RBZWO:2003:AF6423

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
18 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
192228 HA 03-42
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.F. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen

In deze zaak heeft de kantonrechter op 18 maart 2003 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [Verzoekster] en [werknemer]. [Verzoekster], vertegenwoordigd door mr. E.M.A. Hindriks, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [werknemer], die werd bijgestaan door mr. B. van Dijk, op basis van gewichtige redenen, namelijk een reorganisatie als gevolg van bedrijfseconomische omstandigheden. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de feiten, waaronder de aanstelling van [werknemer] als inkoper en de voorgenomen wijzigingen in de organisatie van [Verzoekster].

De kantonrechter oordeelde dat [Verzoekster] voldoende aannemelijk had gemaakt dat er een bedrijfseconomische noodzaak was voor de aanpassing van de personeelsbezetting. De rechter concludeerde dat de functie van [werknemer] als inkoper niet langer noodzakelijk was door de voorgenomen veranderingen in de organisatie en de automatisering van processen. De kantonrechter vond het aannemelijk dat de werkzaamheden van [werknemer] aanzienlijk zouden verminderen, waardoor zijn functie zou vervallen.

De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 31 maart 2003 en een vergoeding van € 11.235,-- bruto aan [werknemer] toegekend, conform de kantonrechtersformule. De rechter oordeelde dat de aangeboden vergoeding door [Verzoekster] niet in overeenstemming was met de gebruikelijke normen, maar dat het billijk was om [werknemer] een vergoeding toe te kennen die recht deed aan zijn situatie. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E
sector kanton - locatie Zwolle
zaaknr.: 192228 HA 03-42
datum : 18 maart 2003
BESCHIKKING OP EEN VERZOEK TOT ONTBINDING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST
in de zaak van:
[Verzoekster],
gevestigd te Zwolle,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. E.M.A. Hindriks, verbonden aan Berk Bedrijfsjuridisch Adviseurs te Utrecht,
tegen
[Werknemer],
wonende te Meppel,
verwerende partij, verder te noemen werknemer,
gemachtigde mr. B. van Dijk, verbonden aan FNV Ledenservice te Groningen.
De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift d.d. 22 januari 2003 van [Verzoekster] - verder te noemen: [Verzoekster] -;
- het verweerschrift d.d. 5 februari 2003 van [werknemer].
De mondelinge behandeling is gehouden op 4 maart 2003. Verschenen zijn:
- de directeur van [Verzoekster], bijgestaan door mw. mr. Hindriks voornoemd;
- [werknemer], bijgestaan door mr. Van Dijk voornoemd.
Het geschil en de beoordeling
1.
Vaststaande feiten
(a)
[werknemer], thans 47 jaar oud, is met ingang van 1 juni 2000 in dienst getreden bij [Verzoekster] als inkoper, voor 40 uur per week, zulks tegen een salaris van thans € 2.311,73 bruto per maand, exclusief vakantiegeld.
(b)
Deze functie van inkoper is in de onderneming van [Verzoekster] niet een beleidsbepalende functie, maar een administratieve functie.
(c)
[Verzoekster] is vanaf 2002 doende met een reorganisatie op grond van bedrijfseconomische omstandigheden. In dat kader heeft zij op 15 november 2002 aan het betrokken Centrum voor werk en inkomen (CWI) voor onder meer [werknemer] toestemming gevraagd om de arbeidsovereenkomst op te zeggen.
Na verweer van [werknemer] heeft het CWI op 13 januari 2003 aan [Verzoekster] de met betrekking tot [werknemer] gevraagde toestemming onthouden. Het CWI achtte wel in voldoende mate aannemelijk geworden, dat [Verzoekster] in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit de personeelsbezetting in het bedrijf aan te passen. Naast het aannemelijk maken van de gehele economische noodzaak, diende [Verzoekster] echter tevens aannemelijk te maken, dat in het verlengde daarvan de arbeidsplaats van [werknemer] kwam te vervallen. Naar het oordeel van het CWI was het, voor dat moment, in onvoldoende mate duidelijk dat [Verzoekster] genoodzaakt was tot het (geheel) laten vervallen van de arbeidsplaats van [werknemer]. Met name was niet duidelijk of en in hoeverre de werkzaamheden van [werknemer] daadwerkelijk kwamen te vervallen en hoe de vrijkomende werkzaamheden verdeeld zouden worden. [Verzoekster] gaf in dat kader slechts aan dat de werkzaamheden van [werknemer] verdeeld zouden worden onder de overblijvende werknemers, waarbij onvoldoende was belicht of niet tenminste een parttime dienstverband voor [werknemer] zou overblijven.
2.
Standpunt [Verzoekster]
(a)
[Verzoekster] verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [werknemer] op grond van gewichtige redenen.
(b)
Nu in de onder 1-c bedoelde procedure reeds voldoende aannemelijk is gemaakt dat er een bedrijfseconomische noodzaak is tot beperking van het personeelsbestand, is [Verzoekster] hierop niet nader ingegaan en heeft zij in zoverre volstaan met overlegging van de ook reeds in de CWI-procedure geproduceerde bescheiden.
(c)
Ten betoge dat (juist) de arbeidsplaats van [werknemer] komt te vervallen, is aangevoerd:
- Verschillende werkwijzen binnen [Verzoekster] zullen worden gewijzigd. Zo zal de manier waarop klanten worden benaderd en behandeld, worden veranderd, waardoor besparing van mankracht, tijd en geld wordt verkregen;
- Het door [Verzoekster] gevoerde assortiment zal - geleidelijk - worden beperkt van 8000 artikelen tot 600 artikelen zoals nu regelmatig worden verkocht. Deze grote reductie zal worden gerealiseerd door bijv. van vijf of zes lijnen soortgelijke artikelen, slechts één lijn aan te houden. [Verzoekster] kent diverse lijnen soortgelijke artikelen, zoals schuurpapier, poetskatoen en plamuur. Daarnaast doet het zich voor dat in het assortiment van [Verzoekster] grote aantallen artikelen voor herstel van machines zijn opgenomen, terwijl het herstel van machines kan worden uitbesteed. In voorkomende gevallen kan [Verzoekster] een klant nog van dienst zijn door artikelen niet op voorraad te houden, maar van een leverancier te betrekken;
- Door de reductie van het assortiment, zullen de werkzaamheden van de medewerker die met de inkoop is belast, d.i. [werknemer], flink teruglopen. Deze tijdsbesteding kan nog verder worden teruggebracht door meer gebruik te maken van - en meer te vertrouwen op - de geautomatiseerde voorraadadministratie.
- Uiteindelijk zullen de bestellingen gemiddeld 2-3 uur per dag in beslag nemen. Een andere medewerker, [collega], zal deze werkzaamheden op zich nemen.
- [collega] is nu medewerker automatisering en houdt zich onder meer bezig met het onderhoud van het netwerk. De huidige functies van [collega] en [werknemer] zijn niet uitwisselbaar. [collega] is onmisbaar aangezien complicaties in de computerprogramma's voor [Verzoekster] desastreuze gevolgen kunnen hebben.
- Qua anciënniteit ontlopen [werknemer] en [collega] elkaar niet: beiden zijn per 1 juni 2000 in dienst getreden. Het salaris van [collega] is wel veel lager dan het salaris van [werknemer], zodat ook in zoverre de functies niet vergelijkbaar zijn.
- Het bedrijf kent ook functies van vertegenwoordiger en kleurmenger. Zowel het een als het ander vraagt technische vaardigheden en specifieke kennis, zodat deze functies niet uitwisselbaar zijn met de administratieve functie van inkoper.
(d)
[Verzoekster] biedt een vergoeding overeenkomstig het door haar opgestelde sociaal plan, d.i. € 4.188,93 bruto, overeenkomende met een bruto maandsalaris en een aanvulling op een WW-uitkering gedurende drie maanden. De bedrijfseconomische problemen waarin [Verzoekster] verkeert en het gegeven dat collega's van [werknemer] zijn afgevloeid met dezelfde regeling, maken dat [Verzoekster] ook sterk hecht aan beperking van de vergoeding tot deze som.
Indien de vergoeding op een hoger bedrag zou worden vastgesteld, verlangt [Verzoekster] echter geen gelegenheid om haar verzoek te kunnen intrekken.
3.
Standpunt [werknemer]
(a)
Voor [werknemer] is het feit dat [Verzoekster] overgaat tot reorganisatie, een vaststaand gegeven. De werknemers - en derhalve ook [werknemer] - treft in dezen overigens geen verwijt.
De cijfers over 2002 worden door de reorganisatiekosten flink beïnvloed. Het bedrijf staat er veel minder slecht voor dan op het eerste gezicht lijkt. Over 2003 wordt al weer winst verwacht. Het ontslag van [werknemer] is mitsdien minder noodzakelijk dan [Verzoekster] wil doen geloven.
(b)
[werknemer] heeft contacten met leveranciers, afnemers en vertegenwoordigers. Voorts houdt hij bestanden bij en is hij bezig met factuurcontrole. [werknemer] heeft daaraan tot nu toe een volledige weektaak (40 uur). Het is niet aannemelijk gemaakt dat deze werkzaamheden zodanig verminderen dat er reden is voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [werknemer]. Nadrukkelijk wordt bestreden dat de werkzaamheden kunnen worden gereduceerd tot 2,5 uur per dag.
(c)
Ten aanzien van de voorgenomen reductie van het assortiment van [Verzoekster] vraagt [werknemer] zich ernstig af of dit - rigoureuze - plan wel uitvoerbaar is en ook of het middel niet erger is dan de kwaal. Overigens zal met afbouw van het huidige assortiment geruime tijd gemoeid zijn.
(d)
[collega] is in september 2000 in dienst getreden, zodat hij eerder dan [werknemer] in aanmerking komt voor ontslag. Overigens zal vereenvoudiging van de werkwijze en inkrimping van het assortiment, maken dat er veel minder eisen worden gesteld aan het automatiseringssysteem. Dan is een aparte werknemer voor het oplossen van problemen met het netwerk niet meer geloofwaardig te achten. [werknemer] verklaart zich nadrukkelijk bereid de automatiseringswerkzaamheden erbij te nemen.
(e)
[werknemer] kan ook in aanmerking komen voor de functies van vertegenwoordiger, kleurmenger en chauffeur. Ook nu al wordt [werknemer] incidenteel voor deze werkzaamheden ingeschakeld.
(f)
[werknemer] bestrijdt mitsdien het ontbindingsverzoek. In geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst is de positie van [werknemer] ook een slechtere dan na ontslag met ontslagvergunning, gegeven het ontbreken van een opzegtermijn en het ontbreken van de (gebruikelijke) voorwaarde aan de ontslagvergunning dat er gedurende een bepaalde tijd geen nieuwe medewerkers door [Verzoekster] zouden mogen worden aangenomen.
(g)
Het sociaal plan waarop [Verzoekster] zich heeft beroepen, is een eenzijdig door c.q. namens [Verzoekster] opgesteld plan, dat niet met een vakbond is overeengekomen. De aangeboden vergoeding wijkt af van de vergoeding ingevolge de kantonrechtersformule. [werknemer] verzoekt - indien daaraan wordt toegekomen - nadrukkelijk om toekenning van een vergoeding overeenkomstig de kantonrechtersformule, d.i. € 11.235,01 bruto.
4.
Oordeel van de kantonrechter
(a)
Er is geen reden om aan te nemen dat het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
(b)
Het is (onverminderd) aannemelijk dat [Verzoekster] in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit de personeelsbezetting in het bedrijf aan te passen. Het onder 3-a omschreven verweer van [werknemer] doet daaraan niet (voldoende) af.
(c)
[Verzoekster] heeft ook in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat door aanpassingen als onder 2-c tweede aandachtstreep omschreven, in combinatie met (-meer- vertrouwen in) de geautomatiseerde administratie, een aanzienlijke reductie van de voor de uitoefening van de inkopersfunctie benodigde tijd kan worden gekomen. Aldus kunnen die werkzaamheden door een ander parttime worden verricht, waardoor de functie van [werknemer] vervalt.
(d)
Er schuilt een probleem in de vergelijking van de functie van [werknemer] met die van [collega]. [collega] is wellicht op hetzelfde tijdstip als [werknemer] in dienst getreden, maar dan aanvankelijk als vakantiewerker. Niettemin staat wel vast dat [collega] - anders dan [werknemer] - tijdens het dienstverband is getraind in het omgaan met systeemproblemen. Anders dan [werknemer] meent is het aannemelijk dat dat geautomatiseerde systeem ook na de reorganisatie een grote rol blijft spelen - misschien wel een grotere rol gaat spelen - in de organisatie van [Verzoekster]. [collega] biedt voor die taak nu eenmaal betere garanties dan [werknemer].
(e)
Het is in voldoende mate komen vast te staan dat functies van vertegenwoordiger en kleurmenger niet uitwisselbaar zijn met de administratieve functie van inkoper.
De functie van chauffeur is niet vergelijkbaar met de door [werknemer] vervulde functie.
(f)
Alles bijeen genomen is er dus voldoende grond om te komen tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [Verzoekster] en [werknemer]. De onder 3-f genoemde bezwaren zijn inherent aan de ontbindingsprocedure. In voorkomende gevallen kan - slechts - om herroeping van de beschikking worden verzocht.
(g)
Op zichzelf heeft [Verzoekster] klemmende redenen aangevoerd om terzake de aan [werknemer] toekomende vergoeding te volstaan met de in het door [Verzoekster] opgestelde plan aangeboden vergoeding. In het bijzonder is hierbij van gewicht dat met een aantal medewerkers reeds op deze basis een beëindiging van de arbeidsovereenkomst is - kunnen worden - overeengekomen.
Niettemin vormt in de aanbevelingen van de kring van kantonrechters slechts de categorie plannen (schriftelijk) overeengekomen met tot de CAO onderhandelingen in de sector toegelaten dan wel anderszins voldoende representatieve vakorganisaties, een toereikende basis voor afwijking van de zogenaamde kantonrechtersformule.
Het is naar het oordeel van de kantonrechter ten opzichte van [werknemer] ook billijk te achten dat hem conform de zogenaamde neutrale formule (C=1) een vergoeding wordt toegekend, d.i.
€ 11.235,-- bruto.
(h)
[Verzoekster] heeft zich bij toekenning van een dergelijke vergoeding - node - neergelegd, zodat zij niet in de gelegenheid behoeft te worden gesteld om haar verzoek in te trekken.
(i)
Er is aanleiding om de proceskosten te compenseren in na te melden zin.
De beslissing
De kantonrechter:
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst en bepaalt dat deze eindigt op 31 maart 2003, onder toekenning aan [werknemer] ten laste van [Verzoekster] van een vergoeding van € 11.235,-- bruto;
- veroordeelt [Verzoekster] tot betaling van dat bedrag aan [werknemer] tegen bewijs van kwijting;
- compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. J.F. de Vries, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 18 maart 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.