ECLI:NL:RBZWO:2003:AF4959

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
18 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
81849 / FARK 02-3525
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W. Miltenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging en beëindiging omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle op 18 februari 2003 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging en beëindiging van een omgangsregeling tussen de ouders van een minderjarig kind, [Z], geboren op 10 december 1997. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.J.A. Assink, verzocht de rechtbank om de omgangsregeling, die bij beschikking van 19 juli 2000 was vastgesteld, te wijzigen of te beëindigen. De vrouw stelde dat de omgangsregeling niet in het belang van de minderjarige was, vanwege de moeizame communicatie met de man en de spanningen die de omgang met zich meebracht. De man, vertegenwoordigd door procureur mr. S.C.M. Koerhuis, betwistte de stellingen van de vrouw en verzocht de rechtbank om haar verzoek af te wijzen en de omgangsregeling te handhaven.

De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere vonnissen en adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming. Tijdens de zitting op 11 februari 2003 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De Raad heeft aangegeven dat het contact tussen het kind en beide ouders in het belang van het kind is en dat zij bereid zijn om te helpen bij het vormgeven van dat contact.

De rechtbank oordeelde dat er geen redenen waren om aan te nemen dat de omgangsregeling in strijd met de belangen van de minderjarige zou zijn. Echter, de rechtbank voelde zich onvoldoende geïnformeerd om een definitieve beslissing te nemen over de omgangsregeling. Daarom heeft zij de Raad verzocht om onderzoek te doen naar de omgangsregeling en om vijf proefcontacten tussen de man en de minderjarige in het Omgangshuis te organiseren. De rechtbank heeft de beslissing over de omgangsregeling aangehouden totdat het rapport en advies van de Raad beschikbaar zijn.

De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rol van de kamer voor verdere inlichtingen op 7 augustus 2003. De uitspraak werd gedaan door mr. W. Miltenburg, rechter en plaatsvervangend-kinderrechter, in aanwezigheid van griffier mr. M.J.E. van Zeijl.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE
Sector civiel recht
Enkelvoudige familiekamer.
Zaaknummer : 81849 FARK 02-3523
Datum : 18 februari 2003
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[X],
wonende [postcode 1] [plaats 1],
[adres 1],
advocaat mr. A.J.A. Assink te Enschede,
procureur mr. E.A.M. Claassen,
hierna als de vrouw aangeduid,
verzoekster,
en
[Y],
wonende [postcode 2] [plaats 1],
[adres 2],
procureur mr. S.C.M. Koerhuis,
hierna als de man aangeduid,
belanghebbende.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De vrouw heeft op 6 december 2002 onder bovenvermeld zaaknummer een verzoekschrift tot het wijzigen c.q. beëindigen van een omgangsregeling ingediend.
De man heeft binnen de daartoe gestelde termijn een verweerschrift ingediend, dat tevens een zelfstandig verzoek inhoudt.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- een vonnis van de voorzieningenrechter in kort geding van 12 december
2002 met zaaknummer: 80544 KG ZA 02-502;
- een brief d.d. 12 december 2002 van de Raad voor de Kinderbescherming, hierna als de Raad aangeduid met als bijlage een adviesbrief van de Raad d.d. 29 november 2002.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren op 11 februari 2003.
Hierbij zijn verschenen:
- de vrouw met haar advocaat;
- de man met zijn procureur;
- mw. A. de Haan namens de Raad.
VASTSTAANDE FEITEN
De man en de vrouw zijn gehuwd geweest.
Het minderjarig kind van de man en de vrouw is:
[Z], geboren op 10 december 1997 in de gemeente [plaats 2].
Bij beschikking van deze rechtbank van 19 juli 2000 is de echtscheiding tussen de man en de vrouw uitgesproken.
Deze beschikking is op 3 augustus 2000 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
De minderjarige heeft haar gewone verblijfplaats bij de vrouw.
Bij vermelde beschikking is een omgangsregeling vastgesteld tussen de man en de minderjarige van eenmaal per 14 dagen, telkens van zaterdagochtend 9.30 uur tot zondagavond 17.30 uur, alsmede een deel van de vakanties en feestdagen in onderling overleg te bepalen.
De voorzieningenrechter in kort geding heeft bij voormeld vonnis bevolen dat de vrouw de vastgestelde omgangsregeling, binnen vierentwintig uur na betekening van dit vonnis, tot nadere datum dient na te komen, zulks op straffe van een dwangsom van € 125,-- per dag of gedeelte van de dag dat de vrouw nalatig blijft om het vonnis te voldoen, met een maximum van
€ 2.500,--.
BEOORDELING VAN DE ZAAK
Standpunt van de vrouw:
De vrouw heeft de rechtbank verzocht de bij beschikking van 19 juli 2000 vastgestelde omgangsregeling te wijzigen c.q. te beëindigen. Zij stelt dat dit in het belang van de minderjarige is, gelet op de moeizame communicatie met de man en de nodige spanningen waarmee de omgangsregeling gepaard gaat. De vrouw heeft haar twijfels omtrent de oprechtheid van de man ten aanzien van een omgangsregeling met de minderjarige. De man toont
- onder meer - geen begrip voor haar zorgen omtrent de omgang en de veiligheid van de minderjarige, is zeer wisselvallig in zijn houding en stelt zich bij alle perikelen zeer dwingend en dreigend op, waardoor zij zich niet meer veilig voelt. De vrouw heeft niet meegewerkt aan de uitvoering van de omgangsregeling, zoals de voorzieningenrechter bevolen heeft, omdat zij deze niet in het belang van de minderjarige acht. Zij verzoekt tot slot een raadsonderzoek te gelasten.
Standpunt van de man:
De man heeft het door de vrouw gestelde betwist. Volgens de man heeft de vrouw geen enkel relevant argument gesteld waaruit zou moeten blijken dat omgang met hem niet in het belang van de minderjarige is. Het is niet de minderjarige, maar de vrouw die een probleem heeft met de omgangsregeling en het contact met hem. Verder gaat de vrouw voorbij aan het welzijn van de minderjarige door de minderjarige vanaf september 2002, ondanks een vonnis van de voorzieningenrechter, het contact met de man te onthouden. Zowel de huisarts als de school hebben hem meegedeeld dat de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige goed verloopt en dat er geen bijzonderheden te melden zijn.
De man verzoekt dan ook de vrouw niet ontvankelijk te verklaren althans het verzoek van de vrouw af te wijzen. Verder verzoekt de man de bij beschikking van 19 juli 2000 vastgestelde omgangsregeling in die zin te wijzigen dat de minderjarige een weekend per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, alsmede de helft van de feestdagen en de schoolvakanties bij hem zal verblijven, in die zin dat de minderjarige gedurende de zomervakantie drie weken, gedurende de kerstvakantie één week en gedurende de overige korte schoolvakanties de helft van de vakantie aansluitend op het bezoekweekend bij de man zal verblijven en voorts te bepalen dat de minderjarige met de verjaardag van de man jaarlijks van 5 januari 18.00 uur tot 6 januari 18.00 uur, alsmede jaarlijks op vaderdag bij hem zal verblijven.
Standpunt van de Raad:
De Raad heeft bij vermelde behandeling naar voren gebracht dat een onderzoek van de Raad er niet op gericht is de waarheid van een van beide ouders te onderzoeken. Het uitgangspunt van de Raad is dat een contact van het kind met beide ouders in het belang van het kind is. De Raad is bereid de ouders te helpen om dat contact vorm te geven.
Oordeel van de rechtbank:
Op grond van de stukken en hetgeen verder ter zitting naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is van redenen waarom een omgangsregeling tussen de man en de minderjarige in strijd met de belangen van de minderjarige zou zijn.
De rechtbank acht zich evenwel onvoldoende geïnformeerd om thans een omgangsregeling vast te stellen. Zij zal daarom de Raad verzoeken omtrent een vast te stellen omgangsregeling onderzoek in te stellen, te rapporteren en advies uit te brengen, alsook om in dat kader vijf proefcontacten tussen de man en de minderjarige in het Omgangshuis te [plaats 2] te doen organiseren.
Ter zitting hebben zowel de man als de vrouw toegezegd hun medewerking aan dit onderzoek te zullen geven en tevens mee te werken aan een eventuele inperking of uitbreiding van de omgangsregeling tot de datum van een volgende zitting, voor zover de Raad dat bepaalt.
In afwachting van het rapport en advies van de Raad zal de rechtbank de zaak, voor zover het de omgangsregeling betreft, verwijzen naar de rol van deze kamer, zoals hieronder staat vermeld.
BESLISSING
Bepaalt dat in het Omgangshuis te [plaats 2] vijf proefcontacten tussen de man en de minderjarige plaatsvinden, waarbij de vrouw de minderjarige naar het Omgangshuis brengt en weer ophaalt.
Houdt de beslissing over de omgangsregeling aan.
Alvorens verder te beslissen
Verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming om rapport en advies aan de rechtbank uit te brengen over de wijze waarop uitvoering moet worden gegeven aan de omgangsregeling met de man en de minderjarige, alsmede te rapporteren over het verloop van de vijf proefcontacten.
Verwijst de zaak voor inlichtingen door de Raad naar de rol van deze kamer van donderdag 7 augustus 2003.
Aldus gegeven door mr. W. Miltenburg, rechter, tevens plaatsvervangend-kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.E. van Zeijl als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2003.