ECLI:NL:RBZWO:2002:AF8784
Rechtbank Zwolle
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Einde van de schuldsaneringsregeling na overlijden van de schuldenaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle op 2 december 2002 uitspraak gedaan in een civiele procedure betreffende de beëindiging van de schuldsaneringsregeling na het overlijden van de schuldenaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar, die op 25 september 2001 is overleden, niet langer zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling is nagekomen. Dit leidde tot de vraag of deze tekortkoming aan de schuldenaar kon worden toegerekend, gezien het feit dat de Faillissementswet geen specifieke bepalingen bevat voor situaties waarin de schuldenaar is overleden.
De rechtbank overwoog dat het bijzondere karakter van de schuldsanering, dat gericht is op het bieden van een 'schone lei' aan de schuldenaar, niet meer van toepassing is na het overlijden. De rechtbank concludeerde dat de tekortkoming van de schuldenaar, hoewel niet verwijtbaar, toch aan hem moest worden toegerekend. Dit betekent dat de schuldenaar geen schone lei kan ontvangen, en dat de schuldsaneringsregeling dient te eindigen.
Daarnaast heeft de rechtbank de bewindvoerder, die buitengewone werkzaamheden heeft verricht na het overlijden van de schuldenaar, in de gelegenheid gesteld om extra salaris aan te vragen. De rechtbank heeft het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op € 2.074,92 exclusief BTW, en de verschotten op € 18,90 aan reiskosten en € 898,47 aan publicatiekosten inclusief BTW. De rechtbank heeft besloten dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling zal eindigen na het verbindend worden van de slotuitdelingslijst.