ECLI:NL:RBZWO:2002:AF8784

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
2 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/413 R
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde van de schuldsaneringsregeling na overlijden van de schuldenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle op 2 december 2002 uitspraak gedaan in een civiele procedure betreffende de beëindiging van de schuldsaneringsregeling na het overlijden van de schuldenaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar, die op 25 september 2001 is overleden, niet langer zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling is nagekomen. Dit leidde tot de vraag of deze tekortkoming aan de schuldenaar kon worden toegerekend, gezien het feit dat de Faillissementswet geen specifieke bepalingen bevat voor situaties waarin de schuldenaar is overleden.

De rechtbank overwoog dat het bijzondere karakter van de schuldsanering, dat gericht is op het bieden van een 'schone lei' aan de schuldenaar, niet meer van toepassing is na het overlijden. De rechtbank concludeerde dat de tekortkoming van de schuldenaar, hoewel niet verwijtbaar, toch aan hem moest worden toegerekend. Dit betekent dat de schuldenaar geen schone lei kan ontvangen, en dat de schuldsaneringsregeling dient te eindigen.

Daarnaast heeft de rechtbank de bewindvoerder, die buitengewone werkzaamheden heeft verricht na het overlijden van de schuldenaar, in de gelegenheid gesteld om extra salaris aan te vragen. De rechtbank heeft het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op € 2.074,92 exclusief BTW, en de verschotten op € 18,90 aan reiskosten en € 898,47 aan publicatiekosten inclusief BTW. De rechtbank heeft besloten dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling zal eindigen na het verbindend worden van de slotuitdelingslijst.

Uitspraak

Rechtbank Zwolle,
Enkelvoudige kamer
Bij vonnis van deze kamer van 26 oktober 1999 is de definitieve schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
B
geboren op,
wonende te Dronten,
PROCESGANG
In deze zaak is een verificatievergadering gehouden en een saneringsplan vastgesteld.
De bewindvoerder heeft een schriftelijk eindverslag uitgebracht ten aanzien van de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Daarbij heeft zij verzocht extra salaris vast te stellen in verband met door haar verrichte buitengewone werkzaamheden.
De beëindiging is behandeld op de (pro forma) beëindigingzitting, als bedoeld in artikel 352 Fw., van 11 november 2002
MOTIVERING
De schuldenaar is op 25 september 2001 overleden. De bewindvoerder heeft de lopende zaken afgewikkeld. Thans dient de schuldsaneringsregeling te eindigen. Gelet op het bepaalde in artikel 354 lid 1 Fw. in samenhang met artikel 352 lid 1 Fw. dient de rechtbank uitspraak te doen of de schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.
De rechtbank stelt vast, dat als gevolg van het overlijden de schuldenaar niet langer zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is nagekomen, en aldus daarin is tekort geschoten. De vraag rijst of deze tekortkoming, zoals de wet voorschrijft, aan de schuldenaar kan worden toegerekend.
De bepalingen in de Faillissementswet betreffende de schuldsaneringsregeling, bepaaldelijk ook art. 354 lid 1 Fw., voorzien niet in de situatie dat de schuldenaar is overleden. Het bijzondere karakter van de schuldsanering, welke inbreuk maakt op de rechten van de schuldeisers, is alleen gerechtvaardigd met het oog op het belang van de schuldenaar om zijn leven nadien voort te kunnen zetten met de zogenaamde "schone lei". Door het overlijden van de schuldenaar is deze grond weggevallen. Deze van de zijde van de schuldenaar opkomende omstandigheid dient, gelet op de aard en de strekking van de schuldsaneringsregeling, aan de schuldenaar te worden toegerekend als bedoeld in art. 354 lid 1 Fw. Daarin ligt tevens besloten dat deze omstandigheid niet buiten beschouwing kan blijven. De schone lei wordt immers, gelet op het individuele karakter van de schuldsanering, niet aan de erfgenamen verleend. Dat in de beslissing wordt gesproken van een tekortkoming betekent niet dat aan de schuldenaar iets te verwijten valt. Dat de schuldenaar niets te verwijten valt, kan evenwel niet tot een andere beslissing leiden.
De rechtbank zal het salaris en de verschotten van de bewindvoerder vaststellen. Vast is komen te staan, dat de bewindvoerder in het belang van de boedel buitengewone werkzaamheden heeft verricht als gevolg van het overlijden van de schuldenaar. De rechtbank acht het redelijk dat deze werkzaamheden uit de boedel aan de bewindvoerder worden vergoed, op de wijze als hierna zal worden beslist.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt vast dat de schuldenaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen toerekenbaar is tekortgeschoten;
- verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling zal eindigen na het verbindend worden van de slotuitdelingslijst;
- stelt het bedrag van het salaris vast op € 2.074,92 exclusief BTW , zijnde € 2.463,97 inclusief BTW en de verschotten op € 18,90 aan reiskosten en € 898,47 aan publicatiekosten inclusief BTW.
Gewezen door mr. G.J.J. Smits, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 2 december 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.